ECLI:NL:RBAMS:2019:5134

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
7607319 CV EXPL 19-6211
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling collegegeld door student aan Hogeschool van Amsterdam na geschil over eerdere betalingen

In deze zaak vorderde de Stichting Hogeschool van Amsterdam (HvA) betaling van collegegeld door een student voor het studiejaar 2015-2016. De student, gedaagde, had een bedrag van € 487,75 aan collegegeld niet voldaan, en HvA vorderde daarnaast buitengerechtelijke incassokosten en rente. De procedure begon met een dagvaarding op 1 februari 2019, gevolgd door een comparitie op 19 juni 2019, waarbij de student niet verscheen. De kantonrechter hoorde de HvA en stelde vast dat de student gedurende de relevante periode ingeschreven was, maar dat hij geen bewijs had geleverd van eerdere afspraken over verrekening van collegegeld. De kantonrechter verwierp het verweer van de student dat eerdere betalingen voor het studiejaar 2013-2014 zouden zijn verrekend met het collegegeld van 2015-2016. De HvA had recht op de gevorderde bedragen, inclusief rente en incassokosten, en de kantonrechter veroordeelde de student tot betaling van het totaalbedrag van € 828,77, inclusief proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7607319 CV EXPL 19-6211
vonnis van: 16 juli 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

Stichting Hogeschool van Amsterdam

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: HvA
gemachtigde: M. Pezeshki
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 1 februari 2019 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 19 juni 2019. Voor HvA zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , vergezeld door M. Pezeshki. [gedaagde] is, hoewel daartoe deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. HvA is gehoord en heeft vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

vordering en verweer

HvA vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 487,75 aan hoofdsom;
b. € 88,52 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 33,50 aan voor dagvaarding vervallen rente;
d. de wettelijke rente over € 487,75 vanaf 1 februari 2019;
e. de proceskosten.
HvA stelt dat zij van [gedaagde] opeisbaar te vorderen heeft € 487,75, welke vordering betrekking heeft op het verschuldigde collegegeld over het jaar 2015-2016. Ten gevolge van het niet voldoen aan zijn betalingsverplichting lijdt HvA bovendien schade in de vorm van rente en buitengerechtelijke kosten.
3. [gedaagde] betwist de vordering. Met [naam 3] , afdelingsmanager van HvA, heeft hij de afspraak gemaakt dat de door [gedaagde] betaalde kosten voor het schooljaar 2013-2014 verrekend zouden worden met de kosten van het schooljaar 2015-2016. Omdat die studiekosten over die schooljaren vrijwel gelijk zijn, is hij HvA niets meer verschuldigd, aldus [gedaagde] .

beoordeling

4. [gedaagde] heeft blijkens het ter zitting overgelegde overzicht van Duo in 2015 ingeschreven gestaan bij HvA gedurende de periode 1 september 2015 tot en met 30 november 2015. Gedurende de periode 2004 tot en met 2006 heeft hij ook bij opleidingsinstellingen ingeschreven gestaan, en daarna niet meer tot 01 september 2015.
5. Krachtens artikel 4.14 van het Studentenstatuut is [gedaagde] over de drie maanden dat hij ingeschreven was bij HvA een bedrag van (€ 1951:12 x 3) € 485,75 ter zake van collegegeld verschuldigd, welk bedrag [gedaagde] onbetaald heeft gelaten.
6. Het verweer van [gedaagde] dat hij voor het studiejaar 2013-2014 betaald zou hebben, en dat was afgesproken dat deze betalingen zouden worden “toegerekend” aan het studiejaar 2015-2016 zodat hij hiervoor geen collegegeld verschuldigd was, wordt verworpen. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagde] gedurende het studiejaar 2013-2014 bij enige onderwijsinstelling ingeschreven heeft gestaan, laat staan dat hij hiervoor collegegeld betaald heeft.
7. De rente is niet betwist en toewijsbaar.
8. Bij brief van 23 november 2017 heeft de incassogemachtigde van HvA [gedaagde] gemaand € 487,75 te voldoen binnen veertien dagen te rekenen vanaf de eerste werkdag volgend op de ontvangst van deze brief, bij gebreke waarvan hij de incassokosten ad € 88,52 verschuldigd zal worden. Nu deze bij dagvaarding overgelegde aanmaning voldoet aan de vereisten als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW wordt het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten toegewezen.
9. Gelet op de uitkomst van deze procedure wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan HvA van:
- € 487,75 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2019 tot aan de voldoening;
- € 88,52 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- € 33,50 aan rente;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van HvA begroot op:
exploot € 102,77
salaris € 240,00
griffierecht € 486,00
-----------------
totaal € 828,77
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.S. Pieters, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.