ECLI:NL:RBAMS:2019:5191

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
13/012938-19 (A) en 13/109349-19 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak tegen verdachte wegens vernieling en diefstal met meerdere feiten

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in twee samenhangende strafzaken tegen een minderjarige verdachte. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, gevoegd behandeld. In zaak A werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk vernielen van goederen van een jeugdinstelling, terwijl in zaak B de verdachte werd aangeklaagd voor diefstal van sigaretten en scooters. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de zitting van 5 juli 2019 en de vordering van de officier van justitie, alsook de verdediging van de verdachte, de feiten beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlasteleggingen in zaak A niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, met uitzondering van de vernielingen. In zaak B werd de diefstal van sigaretten en scooters wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 75 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht door de William Schrikker Stichting. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de geleden schade door de diefstal. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit een voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/012938-19 (A) en 13/109349-19 (B)
Datum uitspraak: 19 juli 2019
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [BRP-adres] , verblijvende in [jeugdinstelling] te [plaats] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna zaak A en zaak B genoemd.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Pentinga, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [medewerkster van de Raad voor de Kinderbescherming] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), de heer [medewerker van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

1.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
in zaak A:
1.
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ramen en/of pannen en/of keukenkastjes en/of een magnetron en/of stoelen en/of een
waterkoker en/of een wandklok en/of een tosti-apparaat en/of ander meubilair (van de jeugdinstelling [jeugdinstelling] , gevestigd [adres] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde jeugdinstelling [jeugdinstelling] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een of meer stoelen en/of ander meubilair, althans voorwerpen te gooien en/of te slaan tegen een of meer raam/ramen in/van voornoemde jeugdinstelling [jeugdinstelling] en/of een of meer pannen en/of keukenkastjes en/of een magnetron en/of stoelen en/of een waterkoker en/of een wandklok en/of een tosti-apparaat en/of ander meubilair kapot te gooien en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer personeelsleden (in het dossier aangeduid met medewerker A en/of B en/of C en/of D en/of E), werkzaam in de jeugdinstelling [jeugdinstelling] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde A en/of B en/of C en/of D en/of E dreigend de woorden toe te voegen: "Kom dan, dan maak ik jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
In zaak B:
1.
hij op of omstreeks 30 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (stellage voor) meerdere verpakkingen met sigaretten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Diemen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een snorfiets (Santini San Remo, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten snorfiets (Santini San Remo, kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 30 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een scooter (Piaggio, kenteken [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn
mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

Vrijspraak
3.1.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat de in zaak A onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverwegingen
3.2.
Anders dan door de raadsvrouw betoogd, kan naar het oordeel van de rechtbank de in zaak B onder feit 2 tenlastegelegde diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, wettig en overtuigend bewezen worden op grond van de aangifte van [aangever] , in samenhang met de verklaring van getuige [getuige] . De getuige ziet een van de drie jongens aan komen lopen met de scooter van een van de flatbewoners. Bij de aanhouding van verdachte wordt deze scooter in het gras en in het verlengde van waar verdachte in het gras ligt met draaiende motor aangetroffen. De rechtbank heeft op grond van deze feiten en omstandigheden geen enkele twijfel dat verdachte en zijn mededaders degene zijn geweest die de scooter van aangeefster hebben weggenomen. Gezien deze uiterlijke verschijningsvorm in samenhang met de verklaring van getuige [getuige] is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat sprake is geweest van een dusdanig nauwe en volledige samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten dat sprake is van medeplegen.
3.3
Bewijsoverweging voor feit 3 in zaak B
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van opzetheling van de scooter. De politie treft verdachte en zijn medeverdachten midden in de nacht, kort na de inbraak in een winkel (feit 1) aan liggend in het gras op een heuvel terwijl onderaan de heuvel twee scooters liggen waarbij van één de motor nog draait. Dat betreft de scooter van het tenlastegelegde onder feit 2 waarvan de rechtbank bewezen acht dat verdachte die met zijn mededaders heeft gestolen. Nader onderzoek naar de tweede scooter, de Piaggio, heeft uitgewezen dat ook deze scooter gestolen is. Gezien is dat de daders van de inbraak bij de winkel met zijn drieën waren en wegreden op twee scooters. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte de scooter voorhanden heeft gehad, door er kort voor het aantreffen ervan (al dan niet als bestuurder) op te rijden. Gezien deze omstandigheden – waardoor het er alle schijn van heeft dat verdachte en zijn mededaders moedwillig met gestolen scooters op pad zijn gegaan, zodat de scooters niet naar hen terug te herleiden zouden zijn – en het ontbreken van enige verklaring voor deze compromitterende omstandigheden van verdachte, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de scooter wist dat die scooter gestolen was.
3.4.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in zaak A feit 1:
op 14 januari 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk ramen, pannen, keukenkastjes, een magnetron, stoelen, een waterkoker, een wandklok, een tostiapparaat en ander meubilair van de jeugdinstelling [jeugdinstelling] , gevestigd [adres] , toebehorende aan jeugdinstelling [jeugdinstelling] , heeft vernield door met stoelen te gooien tegen de ramen in jeugdinstelling [jeugdinstelling] en pannen, keukenkastjes, een magnetron, stoelen, een waterkoker, een wandklok, een tostiapparaat en ander meubilair kapot te gooien.
In zaak B:
feit 1:
omstreeks 30 december 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere verpakkingen met sigaretten, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Feit 2:
omstreeks 29 december 2018 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, een snorfiets, Santini San Remo, kenteken [kenteken 1] , dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Feit 3:
op 30 december 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een scooter, Piaggio, kenteken [kenteken 2] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem in zaak A onder feit 1 en in zaak B onder de feiten 1, 2 en 3 gepleegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 48 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij dienen als bijzondere voorwaarden te worden opgelegd dat verdachte toezicht en begeleiding krijgt van de WSS, zijn medewerking verleent aan een behandeling en aan het behouden van een dagbesteding en vrijetijdsbesteding, en zijn medewerking verleent aan het goed verlopen van zijn verblijf op [jeugdinstelling] en het realiseren van een vervolgplek. De bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding van de WSS dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat naar voren gebracht dat verdachte de afgelopen periode flinke stappen vooruit heeft gezet. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen met het oog op een door verdachte mogelijk in de toekomst benodigde Verklaring Omtrent Gedrag. De raadsvrouw kan zich vinden in de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gekeken naar de oriëntatiepunten voor strafoplegging die de rechtbanken onderling hebben afgesproken, in dit geval de oriëntatiepunten voor de categorie jeugd. De oriëntatiepunten gaan uit van first offenders
.Bij de eerste keer recidive wordt een verhoging van maximaal 50% of een zwaardere strafmodaliteit toegepast. Bij meer recidive kan een verhoging worden toegepast van meer dan 50% of een zwaardere strafmodaliteit. In deze zaak gaat het om het medeplegen van vernielingen, een diefstal in vereniging met braak, een diefstal in vereniging en het medeplegen van een opzetheling.
De oriëntatiepunten geven bij het medeplegen van vernieling met een aanzienlijke schade een taakstraf vanaf 30 uur als uitgangspunt, voor een diefstal in vereniging met braak uit een winkel een taakstraf van 80 uur of vergelijkbare jeugddetentie, voor een diefstal in vereniging een taakstraf van 60 uur of vergelijkbare jeugddetentie en voor een opzetheling bij schade van meer dan € 150,- geldt als uitgangspunt een taakstraf vanaf 30 uur.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling in [jeugdinstelling] omdat hij niet het geduld kon opbrengen te wachten tot de medewerkers van [jeugdinstelling] hun diensten aan collega’s hadden overgedragen. Dit is volstrekt onacceptabel gedrag, notabene in de instelling waar verdachte woonde, waarbij de medewerkers en andere bewoners de dupe zijn geworden van het korte lontje van verdachte. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een aantal vermogensdelicten, waaruit blijkt dat verdachte zich in het geheel niet bekommert om wat zijn handelen betekent voor de slachtoffers en alleen maar oog heeft voor zijn eigen gewin.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 1 juli 2019 waaruit blijkt dat verdachte onder meer op 21 december 2018 door de kinderrechter is veroordeeld voor een aantal gewelds- en vermogensdelicten. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten liep verdachte nog in een proeftijd van deze veroordeling.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door D.B. Wisman, GZ-psycholoog op 26 maart 2019 en wat door de deskundigen van de Raad en de WSS ter zitting naar voren is gebracht.
De psycholoog heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een disharmonisch intelligentieprofiel en dat verdachte functioneert op moeilijk lerend niveau. Er is een posttraumatische stressstoornis geconstateerd, wat als motor te lijkt te functioneren voor het internaliserende gedrag dat verdachte laat zien (onder meer het overtreden van regels, crimineel gedrag, agressie). Voorgaande leidt ertoe dat bij verdachte sprake is van een norm overschrijdende gedragsstoornis, een ouder/kindprobleem en een leerprobleem. De psycholoog heeft geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en een gerichte behandeling aan te bieden. Na afronding van de behandeling kan worden toegewerkt naar een woonsituatie waar verdachte kan werken aan zijn eigen zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
De Raad en de WSS hebben naar voren gebracht dat verdachte in [jeugdinstelling] een positieve ontwikkeling heeft laten zien. Hij is overgeplaatst binnen [jeugdinstelling] naar de groep waaraan kamertraining wordt gegeven. Zoals het er nu uitziet, wordt verdachte over niet al te lange tijd overgeplaatst naar een vervolgplek in Arnhem. Alle betrokkenen ondersteunen deze overplaatsing. De Raad heeft een deels voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat verdachte wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan de nodig geachte behandelingen, waaronder psychomotorische therapie, en hij wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan het verkrijgen en behouden van een dag- en vrijetijdsbesteding en aan de gesloten plaatsing in [jeugdinstelling] en in een later stadium aan de vervolgplek. De Raad adviseert ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank ziet in genoemde oriëntatiepunten en de ernst van de feiten aanleiding om bij de straftoemeting, in het voorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie, naar boven af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht na te noemen deels voorwaardelijke jeugddetentie een passende en geboden straf, waarbij de opgelegde bijzondere voorwaarden verdachte er van dienen te weerhouden zich in de toekomst weer schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ziet geen aanleiding de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden te gelasten omdat verdachte bij vonnis van de kinderrechter van 21 december 2018 al bijzondere voorwaarden zijn opgelegd en dit vonnis op 26 juni 2019 onherroepelijk is geworden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever] vordert € 658,55 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daarom verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het overzicht van de reparatiekosten voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij door het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank schat deze schade op € 556,- en zal de vordering tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
De vordering wordt ten aanzien van de gevraagde bedrag voor de expertisekosten niet-ontvankelijk verklaard nu onvoldoende duidelijk is of deze schade door de rechtsbijstand is vergoed, zoals vermeld op het formulier en het uitzoeken daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Verdachte wordt veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, behoudens voor zover de vordering door een ander is betaald.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en in zaak B onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
in zaak A onder feit 1:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
In zaak B onder feit 1:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
In zaak B onder feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
In zaak B onder feit 3:
medeplegen van opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
58 (achtenvijftig) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaar onder de
algemene voorwaardedat veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
  • wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan een behandeling zoals psychomotorische therapie;
  • wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan de plaatsing binnen [jeugdinstelling] in het kader van gesloten jeugdzorg;
  • wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vervolgtraject na [jeugdinstelling] ;
  • wordt verplicht zich in te zetten voor een passende dag- en vrijetijdsbesteding.
Van
rechtswegegelden tevens de
voorwaardendat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] hoofdelijk toe tot een bedrag van
€ 556,- (vijfhonderdzesenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [aangever] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever] , te betalen de som van € 556,- (vijfhonderdzesenvijftig euro)[te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening,]g. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens is betaald.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Nusselder, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. J. Huber en E.J. Verster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Pandelitschka, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2019.