ECLI:NL:RBAMS:2019:5232
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorzieningen in kort geding inzake kinderalimentatie en bevoegdheid Nederlandse rechter
In deze zaak, die op 15 april 2019 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw, waarbij de man verzoekt om een voorlopige regeling voor kinderalimentatie. De man, die de Belgische nationaliteit heeft, vordert dat hij € 25,- per kind per maand zal betalen aan de vrouw. De vrouw betwist de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en stelt dat de man niet kan worden ontvangen in zijn vorderingen. De voorzieningenrechter heeft in een tussenvonnis van 28 februari 2019 reeds enkele feiten vastgesteld en partijen in de gelegenheid gesteld om nadere standpunten in te nemen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man een onderhoudsplicht heeft voor zijn kinderen en dat hij, zolang er geen duidelijkheid is over de alimentatie, niet naar Israël kan reizen om zijn kinderen te bezoeken. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat zij in Israël een alimentatievordering heeft ingesteld. De voorzieningenrechter heeft daarom de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bevestigd op basis van de Alimentatieverordening.
De voorzieningenrechter heeft de netto-inkomsten van de man vastgesteld op € 3.000,- per maand, op basis van zijn verdiencapaciteit, en heeft een voorlopige alimentatie van € 100,- per kind per maand toegewezen. Daarnaast is de vordering betreffende de echtelijke woning toegewezen en zijn de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.