ECLI:NL:RBAMS:2019:5319

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5351
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet voor eiser woonachtig in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Marokko, en de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser ontving tot het vierde kwartaal van 2017 kinderbijslag voor zijn kinderen, maar deze uitkering is beëindigd omdat zijn jongste kind, dat op 31 december 1999 het jongste was, de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beëindiging van de kinderbijslag terecht is, omdat de eiser niet meer onder de overgangsregeling van artikel 7c van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) valt, die per 1 januari 2018 is vervallen. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing om de kinderbijslag stop te zetten en verzocht om kinderbijslag voor de periode van 1991 tot en met 2000. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze periode buiten de omvang van het geding valt, omdat het bestreden besluit hier geen uitspraak over doet. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen reden is voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/5351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Marokko), eiser,

en

de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Asadi).

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers uitkering op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) met ingang van het vierde kwartaal van 2017 beëindigd.
Bij besluit van 23 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2019. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser woont in Marokko en ontvangt een uitkering uit Nederland op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
2. Tot het vierde kwartaal van 2017 ontving eiser kinderbijslag voor al zijn kinderen onder de 18 jaar. Verweerder heeft de kinderbijslag beëindigd, omdat eiser niet meer onder de regeling van artikel 7c van de AKW valt nu zijn zoon [naam] op [geboortedatum] de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
3. In beroep voert eiser aan dat hij het niet eens is met de beslissing om de kinderbijslag stop te zetten. Eiser verzoekt de rechtbank verder om te bepalen dat hij recht heeft op kinderbijslag voor de periode van 1991 tot en met 2000.
Wat vindt de rechtbank van de zaak?
4. Eiser ontleende zijn recht op kinderbijslag aan artikel 7c van de AKW. Dit artikel is per 1 januari 2018 vervallen.
5. In artikel 7c van de AKW was de mogelijkheid opgenomen om recht op kinderbijslag te houden als iemand niet in Nederland woont en werkt. Artikel 7c van de AKW stelde daarvoor, voor zover van belang, de eis dat het jongste kind, waarvoor in het vierde kwartaal van 1999 recht bestond op kinderbijslag, de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. Zolang hieraan werd voldaan, gold het recht op kinderbijslag voor alle kinderen van de betrokkene. Zodra het kind dat op 31 december 1999 het jongst was 18 jaar werd, verviel het recht op kinderbijslag voor alle kinderen.
6. De rechtbank stelt vast dat [naam] op [geboortedatum] is geboren en dat hij op 31 december 1999 het jongste kind was van eiser. [naam] is op [geboortedatum] 18 jaar geworden. Op dat moment verviel eisers gehele recht op kinderbijslag. Eiser heeft dus ook geen recht meer op kinderbijslag voor zijn kinderen die nog geen 18 jaar oud zijn. Verweerder heeft het bestreden besluit daarom terecht genomen.
7. Nu eisers beroep is gericht tegen het bestreden besluit en daarin geen besluit is genomen over de periode van 1991 tot en met 2000, valt deze periode buiten de omvang van het geding. Eisers beroepsgrond hierover behoeft daarom geen verdere bespreking.
8. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Er is geen reden voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Breugem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.R. Vlierhuis, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2019.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.