In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horecaondernemer, Village Bagels, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De ondernemer had een aanvraag ingediend voor nadeelcompensatie vanwege schade die hij zou hebben geleden door werkzaamheden in het kader van het project Rode Loper. De gemeente had de aanvraag afgewezen, wat leidde tot beroep van de ondernemer.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen. De ondernemer had zijn aanvraag ingediend op basis van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie, maar de rechtbank stelde vast dat de ondernemer op de hoogte had kunnen zijn van de risico's van de werkzaamheden op het moment dat hij zijn onderneming vestigde. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van risicoaanvaarding, omdat de plannen voor de werkzaamheden al voor de vestiging van de ondernemer bekend waren gemaakt.
De rechtbank ging verder in op de argumenten van de ondernemer, waaronder een beroep op het gelijkheidsbeginsel en de hardheidsclausule in de verordening. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet in strijd had gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, omdat de omstandigheden van de andere ondernemer die wel compensatie had ontvangen, wezenlijk verschilden van die van de eiser. Ook het beroep op de hardheidsclausule werd afgewezen, omdat de ondernemer niet had aangetoond dat zijn situatie zo schrijnend was dat een uitzondering op de verordening gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en stelde vast dat de ondernemer geen recht had op vergoeding van de schade. Wel werd vastgesteld dat de ondernemer ten onrechte een te hoog griffierecht was opgelegd, wat zou worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.