ECLI:NL:RBAMS:2019:5409
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van de Wrakingskamer in een civiele procedure
In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 18 juni 2019 een verzoek tot wraking behandeld. Het verzoeker, die gedaagde is in een kortgedingprocedure, heeft op 12 mei 2019 de voorzieningenrechter gewraakt. Dit verzoek werd gevolgd door een tweede verzoek tot wraking, ingediend op 10 juni 2019, waarin verzoeker bezwaar maakte tegen de deelname van mr. P.B. Martens aan de Wrakingskamer. Verzoeker stelde dat Martens eerder had deelgenomen aan een wrakingsprocedure die door hem was ingediend, wat volgens verzoeker een grond voor wraking zou zijn. De Wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de grond voor het tweede verzoek niet feitelijk onderbouwd was, aangezien het verzoek om opname van de zitting nog steeds in behandeling was en er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters. De Wrakingskamer heeft vastgesteld dat het tweede verzoek tot wraking evident misbruik maakte van het wrakingsmiddel, en heeft besloten het verzoek buiten behandeling te stellen. Tevens is bepaald dat toekomstige wrakingsverzoeken in deze zaak niet in behandeling zullen worden genomen. De procedure zal hervat worden op de eerder vastgestelde datum van 21 juni 2019.