In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een justitieel geneeskundige, en de minister van Justitie en Veiligheid. Eiseres had verzocht om plaatsing in de functie van justitieel geneeskundige, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat de garanties die in eerdere besluiten aan zittende artsen waren gegeven, eiseres niet vrijwaren van de rechtspositionele gevolgen van de reorganisatie van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) in 2013. Eiseres was sinds 1989 werkzaam als justitieel geneeskundige, maar door bezuinigingen en de reorganisatie was haar functie komen te vervallen. De rechtbank concludeerde dat er geen recht op de functie bestond, omdat deze niet meer in de formatie van de DJI was ingericht. Eiseres had weliswaar een voorrangspositie als verplichte Van Werk Naar Werk-kandidaat, maar dit betekende niet dat zij recht had op een functie die niet meer bestond. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd waarom het verzoek was afgewezen. De uitspraak benadrukt de gevolgen van de sterfhuisconstructie en de beperkingen die deze met zich meebrengt voor zittende artsen in het kader van reorganisaties.