Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 augustus 2018, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 13 maart 2019 waarin ambtshalve een comparitie van partijen is gelast, en
- het proces-verbaal van comparitie van 23 mei 2019 met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
- koopovereenkomst met betrekking tot een Manroland 8 kleuren offsetdrukpers (hierna: drukpers) van 16 december 2016 (hierna: drukpersovereenkomst);
- koopovereenkomst met betrekking tot een
- leveringsovereenkomst voor offsetplaten die bestemd zijn voor gebruik op de CTP en de drukpers van 15 maart 2017 (hierna: leveringsovereenkomst).
total losszijn en dat die onderdelen in hun geheel vervangen dienen te worden, waarbij de totale kosten worden geschat op € 1,1 miljoen. Naar aanleiding van het stilvallen van de drukpers is een geschil ontstaan tussen partijen wie verantwoordelijk is voor het stilvallen van de drukpers en de daarmee gemoeide kosten (hierna: het drukpersgeschil).
3.Het geschil
€ 3.127,95, een en ander te voldoen binnen twee weken na betekening van het vonnis in de onderhavige procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf genoemde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
4.De beoordeling
rechtsmacht en toepasselijk recht
kunnenworden, sluit samenhang tussen de vorderingen niet uit. Uit de stukken en hetgeen ter comparitie is besproken volgt dat de CTP gebruikt kan worden voor zowel de drukpers (van Manroland) als de reeds bij Verhaag aanwezige oude Komori-drukpers. Het uitvallen van de drukpers heeft Verhaag echter niet volledig kunnen opvangen met deze Komori-drukpers. Bovendien had Verhaag voor de Komori-drukpers al een andere CTP in haar bezit, waardoor de CTP van Manroland, na een overgangsperiode, overbodig werd en zij tot op dit moment kan volstaan met die andere CTP. Dit onderschrijft dat de CTP van Manroland voor Verhaag alleen in combinatie met de drukpers een aanvullende waarde had en dat er nauwe samenhang bestaat tussen de drukpers en de CTP. Ter comparitie is door Verhaag voorts onbetwist gesteld dat de drukpersovereenkomst en CTP- en leveringsovereenkomsten losse overeenkomsten zijn
omdatdeze tot stand zijn gekomen met twee verschillende afdelingen binnen Manroland, en dat daar een lang voorbereidingsproces aan vooraf is gegaan. Tegen die achtergrond levert het feit dat de offerte voor de CTP dateert van september 2016 en de overeenkomst van de drukpers van december 2016, ofwel dat daar enkele maanden tussen zat, geen argument op voor de conclusie dat er geen sprake is van samenhang. Samenhang blijkt ook uit het akkoord dat partijen op 12 januari 2018 hebben gesloten (zie 2.6). Hierin hebben zij afgesproken dat Manroland, na problemen met de drukpers, aan Verhaag gratis offsetplaten voor de CTP zou leveren en Verhaag betaling van de facturen zou hervatten. In dat geval was er dus voor partijen voldoende aanleiding om de problemen met vorderingen gelijk aan die als in onderhavige procedure aan de orde tezamen op te lossen in een akkoord. Tot slot heeft de rechtbank nog meegewogen dat de opschorting in dit geval proportioneel is (vgl. Hoge Raad 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:95): De waarde van de tegenvordering waarvoor Verhaag opschort (de schade aan de drukpers) wordt geschat op € 1,1 miljoen en is daarmee aanzienlijk hoger dan de door Manroland gestelde vordering op Verhaag die wordt opschort, zijnde betaling van de facturen met een totaal waarde van € 49.185,84, die slechts deels opeisbaar waren. Deze omstandigheden leiden de rechtbank tot de slotsom dat er voldoende samenhang bestaat tussen de beide vorderingen en Verhaag haar betalingsverplichtingen onder de CTP- en leveringsovereenkomst gerechtvaardigd mocht opschorten.
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)