Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift, met producties;
- de tussenbeschikking van 9 mei 2019, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verweerschrift van ENEL en EnelPower, met producties;
- het verweerschrift van Black Cube;
- de mondelinge behandeling van 25 juni 2019, het daarvan opgemaakte proces-verbaal en de daarin vermelde stukken;
- de brieven van 5 juli 2019 van mr. De Groot, mr. Verhoeven-de Vries Lentsch respectievelijk mr. Van der Korst.
2.De feiten
EUR 433.091.870,00 (EUR 25.188.500,00 plus EUR 407.903.370,00).
affidavitsvan 31 juli 2017 (hierna: de BC-verklaringen) in het geding gebracht van [medewerker 1] (hierna: [medewerker 1] ) en [medewerker 2] (hierna: [medewerker 2] ), beiden verbonden aan Black Cube.
winstniet gelijk is aan bruto omzet, maar aan bruto omzet na aftrek van (bepaalde) kosten, is als zodanig tussen partijen zowel in de procedure in Albanië als in de huidige procedure evenmin in geschil. (...).
rechtbank) gevoerde verweer ten aanzien van de schade als essentieel worden beschouwd. De rechtbank en het Hof van Appel te Tirana hadden dit essentiële verweer dan ook zonder meer moeten onderzoeken en daarop bij de motivering van hun oordeel moeten responderen. Dat zij dat niet hebben gedaan is volstrekt onbegrijpelijk. De rechtbank te Tirana heeft vervolgens bij wijze van schadevergoeding een bedrag toegewezen ter grootte van de met het Project te realiseren omzet over 8 jaren, zonder daarbij zelfs maar rekening te houden met de kosten van de bouw van de waterkrachtcentrale. Die beslissing is zo evident strijdig met het door de rechtbank zelf aangehaalde geldende Albanese recht dat, mede bezien in het licht van het daartegen door Enel c.s. aangedragen verweer – dat nota bene door de Experts werd ondersteund – moet worden geconcludeerd dat sprake is van een manifeste fout en dat geen redelijk handelende rechtbank op basis van het rapport van de Experts en het Albanese recht tot eenzelfde oordeel had kunnen komen. Hetzelfde geldt voor de beslissing van het Hof van Appel te Tirana om in weerwil van het uitdrukkelijk daartegen gevoerde verweer die beslissing in stand te laten, zonder enige op dit essentiële punt toegesneden motivering. Die beslissing getuigt van willekeur en is evident onredelijk. Wat de redenen zijn voor deze beslissing, in het bijzonder of, zoals Enel c.s. (...) hebben gesteld doch ABA heeft betwist, daaraan enigerlei vorm van corruptie en/of gebrek aan rechterlijke onafhankelijkheid ten grondslag heeft gelegen doet daarbij niet ter zake. Ook als daarvan geen sprake is geweest geldt het vorenstaande evenzeer.
arbitrary and manifestly unreasonableen dat de Albanese rechtsgang daarmee niet voldoet aan de op grond van artikel 6 EVRM daaraan te stellen eisen. Dit betekent dat het Albanese vonnis niet tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. Bovendien zou de erkenning van het Albanese vonnis tot gevolg hebben dat Enel c.s. in Nederland gehouden zouden kunnen worden tot nakoming van een willekeurige en evident onjuiste en onredelijke rechterlijke beslissing, hetgeen in strijd is met fundamentele waarden en beginselen van de Nederlandse rechtsorde. Daarmee is erkenning van het op bovengenoemde wijze tot stand gekomen vonnis, in de zin dat daaraan in Nederland geheel of gedeeltelijk rechtsgevolgen worden toegekend, strijdig met de openbare orde, zowel wat het procedurele aspect (...) als wat het materiële aspect betreft (...).
3.Het verzoek
ENEL en EnelPower hebben doelbewust Black Cube ingeschakeld, van wie bekend is dat zij er onorthodoxe (onderzoek)methoden op nahoudt. In de hoger beroepsprocedure bij het gerechtshof Amsterdam hebben zij aan de hand van de BC-verklaringen betoogd dat het Albanese vonnis van 24 maart 2009 het product is van corruptie, fraude en ontoelaatbare beïnvloeding van de zijde van ABA (en dat hetzelfde geldt voor de uitspraken in het Albanese hoger beroep en in het Albanese cassatieberoep). Dat betoog is onjuist. Van dergelijke misstanden in de Albanese procedures is geen sprake. Met de BC-verklaringen daarentegen is van alles mis. Agenten van Black Cube hebben onder een valse identiteit en onder valse voorwendselen gesprekken gevoerd met personen die betrokken zouden zijn geweest bij de Albanese procedures. Van deze gesprekken hebben zij, buiten medeweten van die personen, geluidsopnamen gemaakt. Niettemin geven de BC-verklaringen die gesprekken niet juist en/of niet volledig weer.
4.De beoordeling
anchoring biasbij het gerechtshof Amsterdam gaat de rechtbank voorbij. Achter de in het arrest van 17 juli 2018 neergelegde beslissing staan drie raadsheren. Van hun onafhankelijkheid, onpartijdigheid en vakbekwaamheid moet worden uitgegaan. ABA stelt niet dat (en waarom) het oordeel en/of de motivering van het gerechtshof, niettemin, geen steun vindt in de feiten en/of het recht. Verder stelt ABA niet dat de BC-verklaringen en het gebruik daarvan in de Nederlandse hoger beroepsprocedure van belang (kunnen) zijn in het kader van de herbeoordeling van de zaak op grond van artikel 431 lid 2 Rv. Hetzelfde geldt voor een eventueel door ABA in te dienen verzoek tot heroverweging of herziening van het arrest van 17 juli 2018. Onder deze omstandigheden had het op de weg van ABA gelegen in het bijzonder haar belang bij het door haar verzochte voorlopig getuigenverhoor nader toe te lichten. Zij heeft dat nagelaten.
€ 1.086,00 aan salaris advocaat (twee punten × tarief II € 543,00), dus in totaal € 1.725,00. De kosten aan de zijde van Black Cube worden op dezelfde wijze begroot.
5.De beslissing
mr. A.A.J. Wissink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2019.