Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
Het onder feit 2 primair ten laste gelegde kan worden bewezen op basis van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden, de herkenningen van verbalisanten, de verklaring van de medeverdachte bij de rechter-commissaris en de bevindingen van de telefoon.
Ten aanzien van feit 2 zou verdachte door verschillende agenten zijn herkend. Geen van de herkenningen volgt op grond van camerabeelden of stills die betrekking hebben op het geweldincident buiten. De kwaliteit van de in het dossier aanwezige stills is onvoldoende om tot herkenning te kunnen overgaan. De raadsman verwijst naar een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 18 oktober 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:5016).
“U vraagt mij wat de rol was van die andere persoon die erbij was en die die jongen aanpakte…. Ik heb mij daar niet mee bemoeid. Dat is te zien op de camerabeelden.”In het proces-verbaal van bevindingen omtrent de beelden is vervolgens beschreven dat de personen die [hotel] samen verlaten in [adres] openlijk geweld plegen tegen de aangever. Op de plaats delict is daarnaast een telefoon aangetroffen. Onderzoek naar de historische gegevens van telefoon wijst uit dat het telefoonnummer onder meer contact heeft gehad met de moeder, tante en oom van verdachte en dat de telefoon op 21 december 2018 is gelokaliseerd in Roermond. Verdachte heeft tegenover de Raad voor de Kinderbescherming verklaard dat hij op die bewuste dag een intake gesprek in het kader van de werkstraf niet kon bijwonen omdat hij in Roermond was.
5.Het bewijs
6.Bewezenverklaring
7.De strafbaarheid van het feit
8.De strafbaarheid van verdachte
9.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
In het bijzonder merkt de rechtbank op dat verdachte bij vonnis van 10 juli 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:4815) een (laatste) kans is gegeven om mee te werken aan het opgestelde plan van aanpak en zich niet weer schuldig te maken aan strafbare feiten. Aan verdachte is toen – ondanks een vordering daartoe van de officier van justitie – geen IDS-maatregel opgelegd. Verdachte heeft deze kans niet gegrepen en de rechtbank ziet geen reden om de ISD-maatregel dit keer niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
één) jaarna aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
dit vonnis mede te ondertekenen.