ECLI:NL:RBAMS:2019:5649

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3647
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering voor dak- en thuisloze op basis van inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De verzoeker had op 14 maart 2019 een aanvraag ingediend voor bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, maar deze aanvraag werd op 23 april 2019 afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de verzoeker niet aangetroffen was op de door hem opgegeven verblijfplaatsen tijdens locatiebezoeken door de gemeente. De verzoeker, die zich als dak- en thuisloos had gemeld, had geen vaste verblijfplaats en kon geen duidelijkheid verschaffen over zijn feitelijke verblijfplaats. Na een bezwaarprocedure verklaarde de gemeente het bezwaar ongegrond, waarna de verzoeker beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 30 juli 2019 werd de verzoeker vertegenwoordigd door zijn waarnemer. De voorzieningenrechter concludeerde dat het onderzoek ter zitting niet verder kon bijdragen aan de beoordeling van de zaak en deed uitspraak op zowel het verzoek om voorlopige voorziening als op het beroep. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker niet had voldaan aan zijn inlichtingenplicht, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de uitspraak op het beroep werd gedaan. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 19/3647 (voorlopige voorziening) en AMS 19/3651 (beroep)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiser] , verzoeker

(gemachtigde: mr. G.E. Menick),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: M. Mulders).

Procesverloop

Met het besluit van 23 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een bijstandsuitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet afgewezen. Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 19 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2019. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Kleiman, waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Korsluiten
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Aanleiding van deze procedure
2.1.
Verzoeker, geboren op [geboortedatum] 1997, heeft zich op 14 maart 2019 gemeld om bijstand aan te vragen. Hij heeft hiertoe op 18 maart 2019 een aanvraagformulier ingediend. Daarop heeft hij vermeld dak- en thuisloos te zijn en geen vaste verblijfplaats te hebben. Op het bij de aanvraag gevoegde formulier ‘Inlichtingen en opgave verblijfslocatie(s) dak- en thuisloze’ heeft hij de volgende verblijfplaatsen ingevuld en daar afbeeldingen van Google Maps bijgevoegd:
- in de [tuin 1] van het [adres 1] in Amsterdam, bij droog weer op bankjes en bij miezerig weer onder het afdak van het restaurant, aankomst 19.00 uur (winter) of 22.00 uur (zomer), vertrek 6.45 uur, gemiddeld drie keer per week;
- onder het viaduct van de [adres 2] ter hoogte van de [adres 5] in Amsterdam, aankomst 23.00-24.00 uur, vertrek 7.00 uur, gemiddeld twee keer per week;
- op het adres [adres 3] in Amsterdam, verblijf bij zijn vader en een vriend van zijn vader, als het slecht weer is, aankomst 20.00-21.00 uur, vertrek 7.00 uur, gemiddeld twee keer per week.
2.2.
Verweerder heeft een onderzoek ingesteld naar de juistheid van de door verzoeker verstrekte gegevens. Uit het op ambtsbelofte opgemaakte rapport van bevindingen van
17 april 2019 volgt dat er op verschillende dagen, bij droog en niet stormachtig weer, locatiebezoeken zijn uitgevoerd, met de volgende bevindingen als resultaat:
- 11 april 2019 [adres 1] (ingang [adres 4] ) om 6.35 uur: het hekwerk van het park was gesloten, op het bord bij de ingang stond dat het park in april van 21.00 tot 7.00 uur is afgesloten.
- 11 april 2019 viaduct [adres 2] [adres 5] om 6.55 uur: verzoeker is niet aangetroffen.
- 15 april 2019 viaduct [adres 2] [adres 5] om 6.21 uur: verzoeker is niet aangetroffen.
- 16 april 2019 viaduct [adres 2] [adres 5] om 6.30 uur: verzoeker is niet aangetroffen.
- 16 april 2019 [adres 1] (ingang [adres 6] ) om 6.36 uur: het hekwerk van het park was gesloten, de handhavingsspecialist is over het hek gestapt en heeft het park betreden. Verzoeker is niet onder de luifel van het restaurant, niet in de [tuin 1] en niet in de [tuin 2] aangetroffen.
- 17 april 2019 viaduct [adres 2] [adres 5] om 6.19 uur: verzoeker is niet aangetroffen.
- 17 april 2019 [adres 1] (ingang [adres 6] ) om 6.27 uur: het hekwerk van het park was gesloten, de handhavingsspecialist is over het hek gestapt en heeft het park betreden. Verzoeker is niet onder de luifel van het restaurant, niet in de [tuin 1] en niet in de [tuin 2] aangetroffen.
- De verblijfplaats aan de [adres 3] is niet bezocht gezien de weersomstandigheden.
2.3.
Met het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit, heeft verweerder verzoekers aanvraag afgewezen, omdat er sprake is van een schending van de inlichtingenplicht [1] , waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen. Verweerder heeft dit - samengevat - als volgt gemotiveerd. Verzoeker is bij meerdere locatiebezoeken niet aangetroffen. Op basis van de door hem opgegeven verblijfplaatsen en de dagen en uren waarop hij daar zou verblijven, had hij op zijn minst één keer moeten worden aangetroffen in het [adres 1] of onder het viaduct van de [adres 2] ter hoogte van de [adres 5] . Dat gezien de (goede) weersomstandigheden geen bezoek is gebracht aan het adres [adres 3] maakt dit niet anders. Op dat adres zou verzoeker volgens zijn opgave alleen bij slecht weer verblijven en ook maar gemiddeld twee dagen per week. Er is op drie achtereenvolgende dagen een bezoek gebracht aan de twee andere door verzoeker opgegeven verblijfplaatsen. Verder is niet gebleken dat verzoeker een wijzing van zijn verblijfplaatsen heeft doorgegeven.
Standpunt verzoeker
3. Verzoeker voert aan dat er ten onrechte geen locatiebezoek is afgelegd op het adres [adres 3] . Verder betoogt hij dat hij dakloos is, dat hij daarom niet altijd op voorhand weet waar hij verblijft en dat hij naar beste weten van tevoren heeft vermeld waar hij zou blijven. Waar hij ten tijde van de locatiebezoeken verbleef, weet hij niet meer. Dat is volgens hem ook niet onbegrijpelijk voor iemand met een zwervend bestaan. Gelet op zijn leeftijd en levensstijl is hij ook vaak in het nachtleven te vinden.
Oordeel voorzieningenrechter
4.1.
De in deze zaak te beoordelen periode loopt van 14 maart 2019 (datum melding) tot en met 23 april 2019 (datum primaire besluit).
4.2.
Het gaat in deze zaak om een besluit tot afwijzing van een aanvraag om bijstand.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] moet een aanvrager in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen, onder meer over zijn woon- en verblijfplaats. Ook van iemand die stelt dak- of thuisloos te zijn, kan worden gevergd dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de aanvrager niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.3.
Uit de onder 2.2. genoemde bevindingen volgt dat verzoeker tijdens de locatiebezoeken niet is aangetroffen in het [adres 1] of onder het viaduct van de [adres 2] ter hoogte van de [adres 5] . De door verzoeker opgegeven verblijfsplaats aan de [adres 3] is vanwege de goede weersomstandigheden niet bezocht. Weliswaar had verweerder dit in het kader van de zorgvuldigheid kunnen doen, maar dat verweerder dit niet heeft gedaan, maakt het door verweerder verrichte onderzoek niet onzorgvuldig en dus het bestreden besluit niet onrechtmatig. Immers, niet gesteld of gebleken is dat het tijdens de locatiebezoeken slecht weer is, waardoor verweerder de door verzoeker opgegeven verblijfplaatsen conform zijn eigen opgave heeft bezocht. Omdat verzoeker daarbij niet is aangetroffen, heeft hij geen duidelijkheid verschaft waar hij in de te beoordelen periode feitelijk verbleef.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoeker niet heeft voldaan aan zijn verplichting duidelijkheid te verschaffen over zijn verblijfplaats. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld, op grond waarvan verzoekers aanvraag dan ook terecht is afgewezen.
Beslissing voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wijst de voorzieningenrechter af, omdat bij deze uitspraak op het beroep wordt beslist. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open

Voetnoten

1.Neergelegd in artikel 17 van de Participatiewet.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:196, r.o. 4.2.