Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Ter zitting waren aanwezig:
2.De feiten
[naam 1] indirect bestuurder is.
a) een vaststellingsovereenkomst tussen Ceinturion Investments BV, een vennootschap van [naam 1] , en [gedaagde] , waarin onder meer staat dat [naam 1] of een door hem aan te wijzen rechtspersoon de onderneming met de lopende procedures overneemt en vooruitlopend daarop de kosten van die procedures voor zijn rekening zal nemen, dat [gedaagde] tegen een af te spreken basisloon en winstpercentage zolang zij wil in de winkel zal blijven werken en dat [gedaagde] zal meewerken aan indeplaatsstelling;
was het daarmee grotendeels eens, maar was niet bereid om naast hetgeen hij al had geïnvesteerd nog een bedrag van € 27.500,00 te betalen.
3.Het geschil in conventie
’t Zonnetje aan een derde te verkopen en haar te veroordelen tot nakoming, zoals nader uitgewerkt in de dagvaarding, van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Subsidiair vordert zij dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot ondertekening van de als productie 6 overgelegde overeenkomst tussen partijen. Zowel primair als subsidiair moet [gedaagde] worden veroordeeld tot medewerking aan indeplaatsstelling, alles op straffe van verbeurte van dwangsommen.
4.Het geschil in reconventie
’t Zonnetje te staken en gestaakt te houden.
5.De beoordeling in conventie
’t Zonnetje in het pand [adres] te behouden en het voor [gedaagde] mogelijk te maken daarin nog zo lang mogelijk te blijven werken. Uitgangspunt is daarbij steeds geweest dat een en ander zou worden neergelegd in schriftelijke overeenkomsten. Vandaar de verschillende conceptovereenkomsten, waarin nu eens deze dan weer die vennootschap van [naam 1] als partij optrad. Tot een getekende overeenkomst is het echter niet gekomen. [gedaagde] , die hierin de minder professionele partij is, vond het kennelijk nodig om een nieuwe advocaat er nog eens naar te laten kijken. Volgens ’t Zonnetje is het aan de opstelling van die advocaat te wijten dat het vanaf dat moment stroef liep, maar het kan ook als een geldkwestie worden gezien; uiteindelijk lagen partijen immers een bedrag van € 27.500,00 uit elkaar. Wat daarvan verder zij, het komt erop neer dat zij het niet eens zijn geworden, dat er dus geen overeenkomst is en dat daarvan ook geen nakoming of ondertekening kan worden gevorderd. Dat [gedaagde] en [naam 1] zich, vooruitlopend op de ondertekening van de diverse conceptovereenkomsten, al vanaf 1 januari 2019 op diverse terreinen zijn gaan gedragen alsof alles al in kannen en kruiken was, maakt dat niet anders.
€ 980,--+