ECLI:NL:RBAMS:2019:5692

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
C/13/669733 / KG ZA 19-783
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding tussen uitzendbureaus over onbetaalde facturen en borgstelling

In deze zaak, die op 31 juli 2019 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde TCP Payroll and Consulting B.V. (hierna: TCP) in kort geding betaling van onbetaalde facturen van DGC en Luxal. TCP, dat payrolldiensten verleent, had een samenwerkingsovereenkomst met DGC, die arbeidskrachten uitzendt. TCP stelde dat DGC in gebreke was gebleven bij de betaling van facturen, met een totaalbedrag van ongeveer € 6,7 miljoen. De vordering omvatte ook een voorwaardelijke veroordeling voor toekomstige facturen en een verzoek om een Europese executoriale titel ten aanzien van Luxal, die als borg voor DGC optrad. Tijdens de zitting op 26 juli 2019 werd het verweer van DGC en Luxal gehoord, waarbij zij de juistheid van de facturen betwistten. De voorzieningenrechter oordeelde dat TCP voldoende spoedeisend belang had bij de vordering, gezien het risico op verlies van haar NEN-certificering door de betalingsachterstand. De rechter wees de vordering van TCP grotendeels toe, met een veroordeling tot betaling van € 2.645.000,- door DGC en Luxal, vermeerderd met rente en kosten. Tevens werd DGC veroordeeld tot het versturen van brieven aan de uitzendkrachten ter medewerking aan de contractsoverneming, onder verbeurte van een dwangsom.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel,
zaaknummer / rolnummer: C/13/669733 / KG ZA 19-783 CdK/MAH
Vonnis in kort geding van 31 juli 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TCP PAYROLL AND CONSULTING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 19 juli 2019,
advocaat mr. R.N.E. Visser te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEGRAAF CONTRACTING B.V.,
gevestigd te Zaltbommel,
2. De vennootschap naar Luxemburgs recht
LUXAL VENTURES S.A.R.L.,
gevestigd te Luxemburg,
gedaagden,
advocaat mr. B.M.M. Hepkema te Maastricht.
Partijen zullen hierna TCP, DGC en Luxal worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 26 juli 2019 heeft TCP gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, akte vermeerdering eis en akte wijziging eis. DGC en Luxal hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van TCP: [naam 1] ( [functie 6] en [functie 2] ), [naam 2] ( [functie 3] ), [naam 3] ( [functie 4] ), met mrs. R.N.E. Visser, S.A.J. van Riel en L. Hennink,
aan de zijde van DGC en Luxal: [naam 4] ( [functie 5] en [functie 6] van DGC), [naam 5] ( [functie 5] en [functie 6] van DGC en van Luxal), [naam 6] ( [functie 7] ), met mr. Hepkema.

2.De feiten

2.1.
TCP leent arbeidskrachten uit en verzorgt loonadministratie en de fiscale aangiftes, zogenaamde payrolldiensten. Zij verricht de payrolldiensten voor in totaal ongeveer 2600 werknemers. TCP is een NEN-gecertificeerd bedrijf, geregistreerd bij de Stichting Normering Arbeid (SNA).
2.2.
DGC is een onderneming die ten behoeve van de technische markt arbeidskrachten uitzendt aan of detacheert bij ondernemingen.
2.3.
Op 30 mei 2018 is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen TCP en DGC. TCP heeft in verband daarmee ongeveer 420 (technische) medewerkers in dienst genomen die (grotendeels) eerder in dienst waren van DGC. DGC zendt hen uit naar haar klanten, zoals de bouwbedrijven Strukton en BAM. In een Annex bij de Samenwerkingsovereenkomst is een betalingstermijn van de facturen van 60 dagen overeengekomen. DGC zendt haar “journaalposten lonen” wekelijks aan TCP en deze zendt op basis daarvan facturen aan DGC. Partijen gebruiken daartoe een administratiesysteem genaamd EasyFlex.
2.4.
Luxal is indirect (via De Graaf Groep B.V. en de Uitzendgroep BV) enig [functie 1] van DGC en staat op grond van artikel 7.2 en bijlage 2 bij de samenwerkingsovereenkomst, genaamd “Garantstelling”, borg voor de verplichtingen van DGC uit de overeenkomst.
2.5.
Op 31 oktober 2018 heeft TCP aan DGC een aanmaning over het toen openstaande bedrag van € 1.891.935,89 toegezonden. De openstaande facturen dateerden vrijwel alle van juni, juli en augustus 2018.
2.6.
Over 2018 is door TCP aan DGC voor een bedrag van ongeveer € 8.700.000,- gefactureerd waarvan ongeveer € 4.500.000,- is betaald. Per ultimo 2018 stond een bedrag van ongeveer € 4.200.000,- aan onbetaalde rekeningen uit.
Over 2019 is door TCP aan DGC voor een bedrag van ongeveer € 10.000.000,- gefactureerd waarvan ongeveer € 6.400.000,- is betaald.
2.7.
In overleg met de Belastingdienst is terugwerkend met ingang van 2019 met toepassing van de verleggingsregeling gefactureerd. Dat geldt ook voor enkele maanden van 2018, tot een bedrag van € 626.396,38 aan BTW.
2.8.
In december 2018 hebben partijen de betalingstermijn van 60 dagen verlengd tot 90 dagen. Bij e-mail van 18 januari 2019 heeft [naam 5] [van DGC] aan [naam 1] [van TCP] onder meer laten weten dat op de tot dat moment openstaande posten van € 4.450.000,- volgens een wekelijks schema betalingen zullen worden gedaan. Verder vermeldt hij: “
Betaling tot week 8 als inhaal € 2.700.000,- daarnaast per week 6 de te vervallen facturen op deze manier zullen we vanaf medio half Februari binnen de 60 dgn zitten”.
2.9.
Op 25 maart 2019 heeft TCP een nafacturatie over geheel 2018 aan DGC gezonden voor totaal € 2.084.646,-. Verder factureert TCP over 2019 aan DGC volgens de ‘journaalposten lonen’ die aan TCP worden toegezonden.
2.10.
Op 21 juni 2019 heeft de Belastingdienst een aanmaning gezonden aan TCP voor een naheffingsaanslag voor een bedrag van € 720.826,- aan BTW, dat reeds op 8 juni 2019 betaald had moeten zijn. Verder heeft TCP een betalingsachterstand aan de Belastingdienst van € 410.000,- ter zake van loonheffingen.
2.11.
Bij brief van 2 juli 2019 heeft TCP DGC gesommeerd om de achterstand te betalen, te weten een bedrag van € 6.300.000,-. Een kopie van deze ingebrekestelling is op 19 juli 2019 door de advocaat van DGC aan Luxal toegezonden met de sommatie aan Luxal het niet betwiste factuurbedrag van
€ 2.334.656,16 onder de garantie te betalen.
2.12.
Bij brief van 3 juli 2019 heeft DGC de facturen betwist omdat deze naar haar zeggen onjuist zijn. Op 12 juli 2019 heeft de advocaat van DGC onder meer wegens gebrek aan nadere toelichting van de facturen, de facturen betwist.
2.13.
Op 12 juli 2019 heeft TCP DGC gesommeerd in elk geval het bedrag van € 2.334,656,16 uiterlijk op 15 juli 2019 te voldoen en de [functie 8] persoonlijk aansprakelijk gesteld bij niet-betaling.
2.14.
Op 17 juli 2019 hebben de financieel adviseurs van partijen, [naam 7] , in aanwezigheid van [naam 6] met behulp van [naam bedrijf] namens DGC en [naam 3] , [naam 1] en [naam 8] namens TCP de facturen en journaalposten besproken. Het tot dan onbetaalde bedrag is ongeveer € 6.700.000,-. Daarvan is een gedeelte betwist en van een gedeelte de betaaltermijn nog niet vervallen.
2.15.
Op 18 juli 2019 heeft TCP van Normec, de instantie die het nakomen van de verplichtingen uit de NEN-certificering controleert, een melding ontvangen van ‘non-conformiteiten’ doordat de BTW en afdrachten loonheffing (zie 2.10) niet tijdig zijn overgemaakt. Als er niet tijdig afdoende herstelmaatregelen zijn getroffen zal een melding worden gedaan bij de SNA en het NEN-certificaat worden opgeschort, aldus de brief. Deze gevolgen kunnen alleen worden afgewend als de Belastingdienst voor 7 augustus 2019 een bevestiging stuurt dat aan de afdrachtverplichtingen is voldaan.
2.16.
Bij brieven van 19 juli 2019 heeft de advocaat van TCP geschreven dat DGC totaal ruim € 6,7 mio verschuldigd is aan TCP en heeft hij zowel DGC als Luxal gesommeerd tot betaling binnen twee dagen van € 4.696.853,22 ter zake van de volgens TCP opeisbare facturen tot en met 17 mei 2019.
2.17.
Op 25 juli 2019 hebben DGC en TCP, of DeGraaf Groep B.V. voor DGC, een onderhandse akte terzake contractsoverneming per 22 juli 2019 ondertekend waarbij DGC/DeGraaf Groep B.V. zich bereid verklaart van TCP alle uitzendovereenkomsten van de uitzendkrachten waarover de samenwerkingsovereenkomst gaat, over te nemen en derhalve de arbeidsrelatie met hen voort te zetten.
2.18.
In een verklaring van [naam 6] gedateerd 25 juli 2019 is onder meer het volgende opgenomen.

Op 28 januari 2019 is er een bespreking geweest in Zaltbommel waarbij aanwezig waren de heer [naam 1] van TCP, de heer [naam 4] van DeGraaf, de heer [naam 5] en ondergetekende. De hoofdmoot van de bespreking ging over het betaalgedrag van DeGraaf, aangezien DeGraaf naar de mening van TCP te ver ging afwijken van de toegestane 90 dagen; (...).
(…) dat het uitstaande bedrag vanaf week 4 tot eind maart 2019 teruggebracht moest worden met een miljoen euro.
Tevens is toen ter sprake geweest de te hanteren betaaltermijn. Daar is in die vergadering van gezegd dat deze tot eind 2019 op 90 dagen zou blijven en indien DeGraaf mogelijkheden zag om dit te bekorten zij dat ook zou doen.”.

3.Het geschil

3.1.
TCP vordert na vermeerdering en wijziging van eis samengevat –:
3.1.1.
hoofdelijke veroordeling van DGC en Luxal tot betaling aan TCP van
a) € 6.730.408,37 ter zake van de onbetaalde facturen, waarvan € 2.033.555,15 voorwaardelijk per vervaldatum facturen;
b) € 79.808,38 aan wettelijke handelsrente over de vervallen facturen;
c) € 70.452,80 ter zake van de contractuele boete over de totale openstaande vordering;
d) € 1.009.561,26 aan buitengerechtelijke kosten,
e) een kostenveroordeling, inclusief nakosten en wettelijke rente;
3.1.2.
DGC te veroordelen tot nakoming van de verplichting ex artikel 3 van de samenwerkingsovereenkomst binnen 4 uur na het te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 300.000,- per uur, met een maximum van € 6.000.000,-, door zorg te dragen voor medewerking van alle betrokken uitzendkrachten op grond van de akte contractsoverneming en door het versturen van brieven aan de uitzendkrachten met ontvangst- en leesbevestiging;
3.1.3.
afgifte van een Europese executoriale titel ten aanzien van Luxal.
3.2.
DGC en Luxal voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vordering onder 3.1.1.

4.1.
De gevorderde voorziening onder 3.1.1. strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
4.2.
Het spoedeisend belang van de vordering van TCP is gelegen in de dreiging dat zij haar NEN-certificering verliest. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar bedrijvigheid in hoge mate afhangt van die certificering en die loopt gevaar doordat zij stelt dat zij de afdrachten aan de belastingdiensten niet kan betalen. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat TCP alle loonbetalingen aan de arbeidskrachten voorschiet voor zover zij die nog niet via de facturen van DGC betaald heeft gekregen. Haar spoedeisend belang bij betaling van de facturen is daarmee gegeven.
Juistheid van de facturen
4.3.
De juistheid van de facturen is door DGC niet eerder betwist dan op 3 juli 2019. Vervolgens zijn de facturen op 17 juli 2019 gecontroleerd zoals hiervoor onder 2.14 weergegeven. TCP stelt dat er over ongeveer een bedrag van € 400.000,- discussie blijkt te zijn. DGC voegt daaraan toe dat er alleen een grove controle is geweest door [naam 9] van [naam bedrijf] en het betwiste deel € 484.489,64 bedraagt en dat de verschuldigheid van de nacalculatie over 2018 (zie 2.9) niet voldoende aan haar is toegelicht. Dit maakt dat DGC de juistheid van alle facturen betwist. Zij beroept zich niet op opschorting. Tussen partijen staat vast dat de verloning inclusief alle componenten en emolumenten door TCP wordt opgesteld naar aanleiding van de door medewerkers van DGC aangeleverde ‘journaalposten lonen’, waarbij zij gebruik maken van eenzelfde boekhoudsysteem. Hierdoor is het aannemelijk dat de maandelijkse facturen juist zijn opgesteld, met mogelijk slechts een geringe foutmarge. Gelet op de hoogte van de facturen die in de eerste 5 maanden van 2019 maandelijks totaal tussen de € 900.000,- en € 1.400.000,- per maand bedroegen, is eveneens voldoende aannemelijk dat DGC de betaling van grote sommen geld is verschuldigd. DGC heeft weliswaar betalingen gedaan in 2019, tot een bedrag van ongeveer € 6.400.000,-, maar gezien de achterstand in betalingen van ongeveer € 4.200.000,- waarmee zij het jaar startte, staat op dit moment een bedrag van ongeveer € 6.730.000,- nog open. Daarbij komt dat DGC, zoals TCP onbetwist heeft gesteld, bij de gedane betalingen geen vermelding heeft gedaan van de factuur waarop de betaling ziet, zodat TCP terecht en in overeenstemming met artikel 6:43 BW, stelt dat zij de betalingen heeft afgeboekt op de oudste openstaande facturen. DGC heeft met haar betwisting in geen geval aannemelijk gemaakt dat zij meer dan een klein deel van de facturen niet verschuldigd zou zijn. Haar stelling dat de betalingen volgens het betalingsschema moeten worden afgeboekt op de facturen van 2019 is niet aannemelijk. Dat blijkt niet uit de verklaringen van [naam 5] en [naam 6] (zie 2.8 en 2.18). Het standpunt van DGC dat zij niet voldoende wordt ingelicht over de samenstelling van de facturen - voor zover zij dit niet al uit de door haar zelf aan TCP overhandigde ‘journaalposten lonen’ kan halen - kan geen verdere consequenties hebben dan het onbetaald laten van een klein deel van de facturen, met uitzondering van de nacalculatie.
4.4.
DGC betwist de juistheid van de nacalculatie over 2018, een bedrag van € 2.084.646,- . TCP stelt dat die stoelt op de ‘journaalposten lonen’ die DGC zelf heeft aangeleverd. Toch is er een aanmerkelijk verschil tussen hetgeen aanvankelijk is gefactureerd en de nacalculatie. Partijen zullen nauwgezet onderzoek moeten doen naar de verschuldigheid van de betreffende factuur. In kort geding kan dit nader onderzoek niet plaatsvinden, zodat DGC niet wordt veroordeeld tot betaling van dat bedrag.
Betalingstermijn
4.5.
De betalingstermijn is volgens de samenwerkingsovereenkomst 60 dagen na datum factuur. TCP heeft eind december 2018 ingestemd met een betalingstermijn van 90 dagen nu de betalingsachterstand zo hoog was. In oktober 2018 heeft TCP moeten manen tot tijdige betaling over te gaan – de oudste openstaande factuur was op dat moment van juni 2018, ultimo 2018 stond ongeveer € 4,2 miljoen euro open en in januari 2019 hebben partijen overleg gehad over de betalingsachterstand. Er werd een betalingsschema afgesproken om de achterstand in te lopen en [naam 5] heeft toegezegd weer binnen 60 dagen te gaan betalen (zie 2.8). Volgens de verklaring van [naam 6] is de betalingstermijn van 90 dagen gehandhaafd (zie 2.18). TCP betwist dit. Uit een e-mail van 4 april 2019 van [naam 1] blijkt dat DGC ook op dat gepresenteerde betalingsschema weer “
meer dan 1 miljoen”achterliep. Een schriftelijke overeenkomst waaruit de betalingstermijn van 90 dagen blijkt is niet overgelegd, waardoor overeenkomstig artikel 6:119a lid 5 BW deze termijn volgens TCP vernietigbaar zou zijn, welke vernietiging TCP ook inroept. DGC stelt dat TCP te laat is met het inroepen van deze vernietiging. DGC heeft zich nog beroepen op de redelijkheid en billijkheid ten aanzien van een redelijke betalingstermijn, maar gelet op de betaaltermijn van de samenwerkingsovereenkomst, artikel 6:119a lid 5 BW en hetgeen hiervoor is overwogen, heeft zij haar stellingen niet voldoende toegelicht. De standpunten van partijen en de thans overgelegde bewijsstukken geven geen eenduidigheid, terwijl voor nadere bewijsvoering in deze kort gedingprocedure geen plaats is. Vooralsnog wordt uitgegaan van een betalingstermijn van 90 dagen.
Omzetbelasting
4.6.
DGC voert aan dat zij nog € 1.000.000,- aan creditnota’s voor in 2018 verschuldigde BTW dient te ontvangen. TCP heeft toegelicht dat zij van de belastingdienst toestemming heeft gekregen om de BTW te verleggen naar DGC. Dit heeft zij met ingang van 2019 gedaan, die facturen bevatten (na verzending van enkele creditnota’s) geen BTW meer. Verder heeft zij dit voor facturen over 2018 gedaan door een creditnota terzake van BTW voor € 626.396,38 aan DGC te zenden. TCP heeft dit BTW-bedrag reeds afgedragen aan de fiscus en dient dit met medewerking van DGC terug te ontvangen en door te betalen aan DGC, die dit dan op haar beurt weer dient af te dragen aan de fiscus. Dat is allemaal nog niet gebeurd, maar heeft geen invloed op de hoogte van de openstaande bedragen. TCP heeft verder toegelicht dat zij niet van plan is om andere BTW betalingen over 2018 te crediteren.
Boete en rente
4.7.
DGC en Luxal voeren in verband met de cumulatie van boete en rente aan dat zij niet tot betaling van beide kunnen worden veroordeeld, omdat volgens hen de boete de wettelijke handelsrente vervangt. Kennelijk beroepen zij zich hierbij op artikel 6:92 lid 2 BW. TCP beroept zich op de tekst van de samenwerkingsovereenkomst. Voorop staat dat het hier gaat om een overeenkomst tussen professionele partijen, die een strikt zakelijke overeenkomst hebben gesloten. Er moet dus uit worden gegaan van hetgeen is overeengekomen in de samenwerkingsovereenkomst. Het in artikel 6:92 lid 1 en 2 BW geformuleerde uitgangspunt geldt blijkens de parlementaire geschiedenis niet als de boete is gesteld op de enkele vertraging in de nakoming. Dat ligt in de rede, omdat in dat geval de boete met name ten doel heeft tijdige nakoming te stimuleren en in dat geval de schuldeiser onverminderd belang houdt bij nakoming en schade lijdt indien de betaling uitblijft. Deze situatie doet zich hier voor. De boete betreft een eenmalige betaling van 1,5% en de handelsrente bedraagt op dit moment 8% per jaar en is verschuldigd vanaf het verzuim tot aan de betaling. Vooralsnog wordt dus uitgegaan van de tekst van de samenwerkingsovereenkomst en is de boete verschuldigd naast de handelsrente.
Betalingsverplichting per heden
4.8.
Gelet op het totaal aan openstaande bedragen is DGC – ook met een betalingstermijn van 90 dagen - op dit moment schattenderwijs en rekening houdend met de beslissing omtrent de factuur nacalculatie 2018, minimaal drie maanden in verzuim, hetgeen in elk geval overeenkomt met een bedrag van € 2.500.000,- . Over de betalingen waarvan DGC in verzuim is, is zij overeenkomstig artikel 2.9 van de samenwerkingsovereenkomst i) de wettelijke handelsrente verschuldigd vermeerderd met ii) een boete van 1,5% over het opeisbare bedrag. Deze rente en boete bedragen tot en met de factuur van 1 mei 2019 afgerond i) € 50.000,- en ii) € 45.000,- Voorts is aan kosten bij verzuim volgens artikel 2.11 van de samenwerkingsovereenkomst een bedrag van 15% van de vordering verschuldigd, hetgeen neerkomt op € 375.000,-. Met DGC is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit bedrag aan kosten buitenproportioneel is, zodat daarvan een voorschot van € 50.000,- zal worden toegewezen. De betalingsvordering zal dus tot een bedrag van € 2.645.000,- worden toegewezen.
Voorwaardelijke betalingsveroordeling van in de toekomst vervallen facturen
4.9.
TCP vordert op grond van artikel 3:296 lid 2 BW een voorwaardelijke veroordeling voor de betaling van facturen waarvan de betalingstermijn nog niet is verstreken. DGC voert aan dat veroordeling voor toekomstige opeisbare vorderingen niet mogelijk is met verwijzing naar het huurrecht. DGC heeft zo stelselmatig facturen onbetaald gelaten, dat TCP belang heeft bij een veroordeling overeenkomstig het zojuist genoemde artikel. Dit onderdeel van de vordering wordt ten aanzien van de reguliere facturen en met een betalingstermijn van 90 dagen toegewezen.
Vorderingen jegens Luxal
Toepasselijk recht
4.10.
In beginsel dient het toepasselijk recht op een afzonderlijke borgovereenkomst los van de hoofdovereenkomst te worden bepaald. In dit geval echter vindt de borgovereenkomst, de “garantstelling”, haar oorsprong in artikel 7.2 en in bijlage 2 bij de samenwerkingsovereenkomst die op dezelfde dag zijn getekend en is de borg tevens [functie 5] en [functie 6] van DGC. In artikel 7.2 is onder meer bepaald dat de garantieverklaring “
integraal onderdeel uitmaakt van de onderhavige samenwerkingsovereenkomst”.Dit maakt dat de rechtskeuze voor Nederlands recht in de Samenwerkingsovereenkomst tevens geldt voor de borgovereenkomst.
Betaling door de borg
4.11.
Luxal heeft zich garant gesteld voor alle verplichtingen van DGC jegens TCP voorvloeiende uit de samenwerkingsovereenkomst d.d. 30 mei 2018. De hiervoor vermelde betalingsverplichting valt daaronder en de situatie doet zich reeds voor dat DGC voor genoemd bedrag in verzuim is, zoals hiervoor overwogen. Luxal zal dus hoofdelijk worden veroordeeld voor eenzelfde bedrag als DGC.
Vordering onder 3.1.2.
4.12.
Op 25 juli 2019 is de akte contractsoverneming getekend door TCP en DGC/DeGraaf Groep B.V. Voor deze contractsoverneming is ingevolge artikel 6:159 BW de medewerking van de uitzendkrachten noodzakelijk. DGC heeft ter zitting gesteld dat zij de betreffende uitzendkrachten reeds heeft aangeschreven om hun medewerking te verkrijgen en toegezegd op maandag 29 juli 2019 aan TCP daarvan bewijs te overleggen. Als DGC deze belofte gestand heeft gedaan, is aan deze vordering vrijwillig voldaan. Voor de medewerking van de uitzendkrachten kan zij zich inspannen, maar zij kan hen niet dwingen. Nu verder uit niets blijkt dat DGC de overeenkomst tot contractoverneming niet zal nakomen, is voor een algemene veroordeling tot nakoming onder verbeurte van een dwangsom geen plaats. De gevorderde voorzieningen onder 3.1.2. ten aanzien van de toezending van brieven met het verzoek tot medewerking aan de contractsoverneming zal worden toegewezen, voor het geval DGC de brieven nog niet heeft verstuurd. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als hierna vermeld in de beslissing.
Slot
4.13.
Het bedrag tot voldoening waarvan DGC en Luxal zullen worden veroordeeld, geldt als voorschot op en ter nadere verrekening met hetgeen zij ten gronde zullen blijken verschuldigd te zijn.
4.14.
Het door TCP verzochte ‘Certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken’ als bedoeld in artikel 53 van EU -verordening nr. 1215/2012, zal aan haar worden afgegeven.
4.15
DGC en Luxal zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld, aan de zijde van TCP begroot op:
- dagvaarding € 219,83 (= € 81,83 in Nederland + € 138,- in Luxemburg)
- griffierecht € 4.030,- (waarvan € 639,- in verband met het verzoekschrift conservatoir beslag)
- salaris advocaat € 980,-
------------------------------------------------------
totaal € 5.229,83
4.16
De nakosten zullen op de navolgende wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt DGC en Luxal hoofdelijk tot betaling van € 2.645.000,- (zegge: tweemiljoen zeshonderdvijfenveertig duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom te berekenen vanaf heden tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt DGC tot betaling van de bedragen vermeld op de facturen met de nummers [fact.nr. 1] , [fact.nr. 2] , [fact.nr. 3] , [fact.nr. 4] , [fact.nr. 5] en [fact.nr. 6] , telkens uiterlijk 90 dagen na factuurdatum, na welke termijn ook Luxal hoofdelijk tot betaling van deze bedragen wordt veroordeeld, te vermeerderen met de boete en de wettelijke handelsrente over de hoofdsom te berekenen vanaf 90 dagen na factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
voor het geval DGC heden geen bewijs aan TCP heeft geleverd van de toezending van de brieven met het verzoek tot medewerking aan de contractsoverneming als bedoeld in overweging 4.12., wordt zij veroordeeld tot:
- het binnen 24 uur na betekening van dit vonnis schriftelijk dan wel elektronisch versturen van brieven aan alle uitzendkrachten als bedoeld in de akte contractsoverneming, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, onder verbeurte van een dwangsom van € 100.000,- per dag dat DGC deze veroordeling niet nakomt met een maximum van € 2.000.000,-,
5.4.
veroordeelt DGC en Luxal hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van TCP begroot op € 5.229,83, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
veroordeelt DGC en Luxal hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,- aan salaris advocaat en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of ander gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Beukenhorst op 31 juli 2019 [1]

Voetnoten

1.type: mah