Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het vonnis in incident van 3 april 2019 en de daarin genoemde (proces)stukken,
- de akte uitlating van ING, met één productie,
- de akte van Dymi.
2.De verdere beoordeling in de incidenten
interlocutory applicationgestarte Indiase opheffingsprocedure bij de
High Court of Gujarat(hierna: de High Court), ter opheffing van het door ING gelegd beslag op het schip en tot vergoeding van schade wegens onrechtmatigheid van het beslag en het stellen van tegenzekerheid door ING.
interlocutory’ fase bevindt en dus nog niet in de bodemfase, en dat de High Court inmiddels ruim drie jaar na aanvang van de procedure, nog geen uitspraak heeft gedaan en er geen aanwijzing bestaat dat een uitspraak binnen afzienbare tijd zal volgen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Dymi gewezen op de (als productie 15 bij incidentele conclusie van antwoord) overgelegde
legal opinionvan het Indiase advocatenkantoor Bose & Mitra & Co. van 1 maart 2019 ((hierna: de opinie van B&M). Omdat ING zich over deze opinie niet had uitgelaten is zij in de gelegenheid gesteld dat alsnog bij akte te doen. Vervolgens heeft ING bij de door haar genomen akte op haar beurt een aanvullende legal opinion van het Indiase advocatenkantoor Crawford Bayley & Co. van 27 mei 2019 (hierna: de aanvullende opinie van CB&C) overgelegd, waarop Dymi nog bij akte heeft mogen reageren.
court ordervan de High Court toegelicht dat de High Court op haar verzoek de datum voor een inhoudelijke behandeling van de interlocutory application van Dymi heeft vastgesteld op 24 juni 2019. Nadat de inhoudelijke behandeling is afgerond zal de High Court uiterlijk binnen zes maanden over dienen te gaan tot het geven van een oordeel over de interlocutory application van Dymi, aldus ING. Zij heeft subsidiair verzocht om de hoofdzaak in ieder geval aan te houden voor een periode van ten minste negen maanden, om het oordeel van de High Court over de interlocutory application van Dymi af te wachten.
interlocutory stage. Daarnaast wijst zij erop dat in die procedure vanaf 27 januari 2017 geen
directional ordermeer is gegeven door de Indiase rechtbank.
finaalzal worden beslecht.
admirality’-bevoegdheid heeft en dat 150 tot 200 zaken dagelijks door deze rechter moeten worden beslist. Dit alles heeft ING niet betwist. Weliswaar heeft ING onderbouwd gesteld dat een datum voor de inhoudelijke behandeling van de interlocutory application van Dymi is bepaald, maar gelet op de veelvuldige aanhoudingen die in deze zaak hebben plaatsgevonden kan er niet met zekerheid van worden uitgegaan dat de behandeling op 24 juni 2019 heeft plaatsgevonden, laat staan dat binnen de gestelde termijn daadwerkelijk zal worden beslist op de interlocutory application van Dymi. In zoverre heeft ING haar stelling dat de Indiase Opheffingsprocedure binnen een redelijke termijn finaal zal worden beslecht onvoldoende gemotiveerd.
interlocutory proceedingsbezwaarlijk als redelijk kan worden beschouwd, doet dit vooruitzicht niet af aan de vaststelling dat reeds een periode van meer dan drie jaar is verstreken zonder dat een eindbeslissing van de Indiase rechtbank is gevolgd.
3.De beslissing
28 augustus 2019voor conclusie van antwoord.