Op 29 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van beleggingsfraude, oplichting, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift. De zaak kwam voort uit een melding van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) over verdachte activiteiten van het obligatiefonds van de verdachte, waarbij investeerders werden aangetrokken voor projecten die mogelijk nooit gerealiseerd zouden worden. De verdachte, vertegenwoordigd door haar bestuurder, werd beschuldigd van het valselijk opmaken van een rekening-courantovereenkomst en een addendum, met als doel deze documenten als echt en onvervalst te gebruiken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 17 augustus 2017 tot en met 23 augustus 2017 deze documenten heeft vervalst en voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat deze documenten bestemd waren voor gebruik als ware zij echt.
Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van gewoontewitwassen, waarbij zij in de periode van 1 september 2016 tot en met 17 augustus 2017 geldbedragen van in totaal circa € 632.413,88 heeft omgezet en overgedragen, terwijl zij wist dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift en gewoontewitwassen, en dat zij de integriteit van het financiële verkeer had aangetast, wat leidde tot schade voor een grote groep beleggers.
De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete op van € 25.000,- met een proeftijd van drie jaar, waarbij werd opgemerkt dat eventuele nog aanwezige gelden primair moesten worden aangewend om gedupeerden schadeloos te stellen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 29 januari 2019.