Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 augustus 2019 in de zaak tussen
de besloten vennootschap [eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder
Procesverloop
WOZ-waarde verlaagd naar € 10.257.000,- en de proceskosten vergoed.
Overwegingen
Inleiding
Het object betreft een kantoorpand, gebouwd in 1989 met een verhuurbaar oppervlakte van 5.947 m2. [eiseres] heeft het object vanaf 8 mei 2012 gehuurd en in gebruik genomen als hoofdkantoor. Per 1 september 2017 is het object verhuurd aan een andere huurder, [naam bedrijf] .
1 januari 2016. [eiseres] vindt dat de waarde te hoog is vastgesteld en bepleit in beroep een waarde van € 8.303.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft de door hem bij de bestreden uitspraak vastgestelde waarde van € 10.257.000,-.
Waarderingsmethode
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, oftewel de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
huurwaardete vermenigvuldigen met de zogenoemde
kapitalisatiefactorom zo te komen tot een waarde in het economische verkeer voor het object.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de heffingsambtenaar aan [eiseres] het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank zal de heffingsambtenaar verder veroordelen in de door [eiseres] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- stelt de WOZ-waarde van het object voor het belastingjaar 2017 vast op
- bepaalt dat de aanslag onroerende zaakbelasting voor het belastingjaar 2017 overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 338,- aan [eiseres] te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van € 1.024,-.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2019.