ECLI:NL:RBAMS:2019:5869

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
7 augustus 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3758
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning brandveiligheid en onmiddellijke sluiting van logiesgebouw

Op 8 augustus 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een besloten vennootschap, verzoekster, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van 2 juli 2019, waarbij verweerder het pand aan de [adres] met onmiddellijke ingang heeft gesloten voor in beginsel drie maanden. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 31 juli 2019 is het onderzoek gehouden, waarbij zowel verzoekster als verweerder vertegenwoordigd waren.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De sluiting van het pand is gebaseerd op bevindingen van toezichthouders die op 2 juli 2019 het pand hebben bezocht en geconstateerd dat er sprake was van een logiesgebouw zonder de vereiste omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik. De brandweer heeft de situatie als brandonveilig beoordeeld, wat heeft geleid tot de onmiddellijke sluiting van het pand. Verzoekster betwist dat er aan meer dan vier personen wordt verhuurd en stelt dat zij een B&B runt volgens de geldende regels.

De voorzieningenrechter concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn dat er bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verleend aan meer dan vier personen, wat een omgevingsvergunning vereist. Aangezien verzoekster deze vergunning niet heeft, is er sprake van strijdig gebruik. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat het bestreden besluit in bezwaar waarschijnlijk stand zal houden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3758

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 augustus 2019 in de zaak tussen

de besloten vennootschap [verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: [naam] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Met het besluit van 2 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het pand aan de [adres] met onmiddellijke ingang gesloten voor in beginsel drie maanden.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 31 juli 2019. Voor verzoekster is verschenen [naam] , [functie] van de vennootschap. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde bijgestaan door [naam] . Voorts is aan de zijde van verweerder verschenen [naam] ( [functie] ).

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Het onderzoek van verweerder voorafgaande aan de sluiting
2.1
Op 2 juli 2019 hebben toezichthouders een bezoek gebracht aan het adres [adres] in [plaatsnaam] (het pand). Wat de toezichthouders hebben gehoord en gezien hebben zij genoteerd in het rapport van bevindingen van 2 juli 2019 (het rapport). In het rapport staat onder meer het volgende.
[naam] ( [naam] ) staat in de Basis Registratie Personen ingeschreven op voornoemd adres en verzoekster is voor de helft eigenaresse van het pand. Toen de toezichthouders om 9.00 uur bij het pand aanbelden en zich hadden gelegitimeerd, werden zij door [naam] niet binnen gelaten. Wel heeft hij toen gezegd daar een B&B te runnen met maximaal vier toeristen. Buiten hebben de toezichthouders toen twee Franse vrouwen gesproken die uit het pand kwamen en hen vertelden daar een kamer op de [etage] verdieping, uitkijkend op de voorkant te hebben gehuurd [1] . Verder hebben de toezichthouders een Amerikaanse vrouw gesproken die een kamer met letter “ [letter] ” had gehuurd. Ook zagen de toezichthouders een persoon op de [etage] etage die zij eerder het pand hadden zien inlopen [2] . Dat alles hebben de toezichthouders waargenomen buiten het pand. De toezichthouders zijn om 11.00 uur met een machtiging tot binnentreden het pand ingegaan. [naam] heeft hen toen begeleid. Zij hebben eerst de begane grond bekeken. In het rapport staat daarover dat de ruimte daar oogde als een woonkamer en er een keuken en slaapkamer werden aangetroffen.
2.2
Op de [etage] etage werden twee kamers aangetroffen, één met de letter “ [letter] ” en één met de letter “ [letter] ”. Beide met een tweepersoonsbed, badkamer en toilet. Op de [etage] etage troffen de handhavingsmedewerkers het volgende aan: een kamer met een tweepersoonsbed en op dezelfde etage nog een ruimte met een badkamer en een toilet. Op de [etage] etage troffen de toezichthouders nog een kamer aan met een tweepersoonsbed en een slaapbank. Het pand had ook een dakterras, daar werden twee Algerijnse mannen aangetroffen [3] . Zij verklaarden in kamer [letter] te verblijven. Na de bevindingen van de toezichthouders heeft de Brandweer Amsterdam-Amstelland het pand bezocht en geïnspecteerd op brandveiligheid. In het rapport van 3 juli 2019 staat daarover dat sprake is van een brandonveilige situatie.
Het besluit
3.1
Volgens verweerder is er sprake van een logiesgebouw en ontbreekt daarvoor de vereiste omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik. Verweerder heeft in dit verband onder andere gewezen op artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), op artikel 2.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en op artikel 4.1 van de Bouwverordening Amsterdam [4] . Uit deze bepalingen volgt dat in Amsterdam een vergunningplicht geldt, indien er bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verschaft aan meer dan vier personen. Hiervan is reeds sprake als er toeristen worden aangetroffen én sprake is van meer dan vier slaapplaatsen. In het bestreden besluit is nog gewezen artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo (het verbod op strijdig gebruik).
3.2
Verweerder heeft het pand direct gesloten omdat, gelet op de aangetroffen situatie en de rapportage van de brandweer sprake is van een logiesfunctie [5] en een logiesgebouw/hotel met een vlucht- en brandonveilige situatie. Verweerder heeft de voordeur van het pand daarom onmiddellijk afgesloten door de sloten ervan te vervangen om daarmee het gebruik ervan als logiesgebouw/hotel direct te staken. Verweerder heeft verzoekster met het bestreden besluit in kennis gesteld van de toegepaste onmiddellijke bestuursdwang en dat het een sluiting voor de duur van in beginsel drie maanden betreft. Het bestuur heeft verzoekster gelast het gebruik als logiesgebouw te (laten) staken en gestaakt te houden.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4.1
Verzoekster bestrijdt dat er aan meer dan vier personen wordt verhuurd. Verzoekster runt een B&B volgens de geldende regels. [naam] voert aan op de [etage] etage te wonen. Weliswaar is daar geen keuken, maar die gebruikt hij op de beneden verdieping op [adres] van het pand. Ook de oppervlakte die wordt gebruikt voor de B&B, voldoet volgens verzoekster aan de geldende regel voor een B&B.
4.2
Het rapport van de handhavers roept vragen op over het aantal toeristen dat op het moment van controle in het pand had geboekt. Zo staat in het besluit op pagina drie, derde alinea, dat de Franse toeristen hadden uitgecheckt, terwijl de verklaringen van de Franse toeristen zoals die staan vermeld in het rapport van de handhavers daar niet op wijzen. Dit doet echter niet af aan het feit dat het pand op [adres] gebruikt wordt voor de verhuur aan toeristen. Op grond van de rapportage en het daarbij gevoegde beeldverslag is het voldoende aannemelijk geworden dat er vier logiesverblijven met meer dan vier slaapplaatsen zijn in het pand. Zowel de indeling en inrichting van de kamers op de [etage] en [etage] verdieping hebben een hotelmatige uitstraling. Er zijn ook hoegenaamd geen persoonlijke spullen van [naam] gevonden op de [etage] etage, waar hij stelt zelf te wonen. Er zijn ook geen persoonlijke spullen van hem gevonden in de badkamer op de [etage] verdieping. Verder blijkt uit een recensie van februari 2019 die in het dossier zit, dat de [etage] verdieping ook aan toeristen wordt verhuurd. Op de zitting heeft [naam] daarover gezegd dat dit nu niet meer het geval is en hij daar nu woont. Dat acht de voorzieningenrechter echter niet aannemelijk. Ten eerste niet omdat [naam] bij de rondgang op de begane grond had gezegd daar te wonen [6] . Ook zijn in de kamer op de [etage] verdieping geen persoonlijke spullen aangetroffen en weigerde [naam] de inhoud van de inpandige kast en de ladekast te laten zien. De controleurs hebben dan ook niet kunnen vaststellen of daar wel of niet persoonlijke spullen van [naam] lagen. Het standpunt van [naam] dat hij afhankelijk van de aard van een boeking soms de eerste en een andere keer de [etage] verdieping verhuurt, is in het licht van het bovenstaande niet aannemelijk.
4.3
Al met al is er dus sprake van bedrijfsmatig nachtverblijf verlenen aan meer dan vier personen. Daarvoor is een omgevingsvergunning voor de brandveiligheid nodig, die verzoekster niet heeft. Er is dan ook sprake van een strijdig gebruik door verzoekster. Omdat de brandweer de situatie als onveilig heeft beoordeeld, kon verweerder ook tot onmiddellijke sluiting over gaan.
5. Gelet hierop zal het bestreden besluit in bezwaar waarschijnlijk standhouden. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rapport p. 5 bovenaan.
2.Rapport p. 4 en 5 op 4.4. en 4.7.
3.Rapport p. 10.
4.Op grond van artikel 2.1 van de Wabo, onder d is in bepaalde gevallen een omgevingsvergunning voor de brandveiligheid nodig. Die gevallen staan in artikel 2.2 Bor (bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft aan meer dan 10 personen, dan wel het in afwijking daarvan bij de bouwverordening, bedoeld in artikel 8 van de Woningwet, bepaalde aantal personen). In artikel 4.1 van de Amsterdamse bouwverordening is dit aantal teruggebracht tot vier personen.
5.Bouwbesluit 2012 artikel 1.1, tweede lid, logiesfunctie: gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan personen;
6.Rapport p. 7