Beoordeling
17. De kantonrechter overweegt dat Europese regelgeving op het gebied van privacy en de daaruit voortvloeiende regelgeving op nationaal niveau het kader vormt waarbinnen de onderhavige zaak dient te worden beoordeeld. Zoals door partijen aangehaald, speelt de op per 25 mei 2016 in werking getreden AVG daarbij een belangrijke rol. Na een implementatieperiode van twee jaar zijn onder meer ondernemingen als Manfield vanaf 25 mei 2018 gehouden de regels van de AVG toe te passen bij de verwerking en bescherming van persoonsgegevens. Nu de bepalingen van de AVG in een Verordening zijn opgenomen, hebben zij rechtstreekse werking. Niettemin is in Nederland (daarnaast) via de UAVG uitvoering gegevens aan bepalingen van de AVG.
18. De vraag is allereerst of een vingerscan/vingerafdruk een persoonsgegeven is in de zin van de AVG. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Biometrische gegevens kunnen worden beschouwd als informatie betreffende een natuurlijk persoon, aangezien het gaat om gegevens die door hun aard informatie verstrekken over een bepaalde persoon. Door middel van een biometrisch gegeven als een vingerafdruk is de persoon identificeerbaar en kan hij/zij van een andere persoon worden onderscheiden. In artikel 4 AVG wordt dit bij de definitiebepalingen ook met zoveel woorden bevestigd.
19. Algemeen uitgangspunt is dat, in afwijking van de situatie ten tijde van richtlijn 95/46/EG waarbij biometrische gegevens niet werden aangemerkt als een bijzonder persoonsgegeven, er een verbod geldt voor verwerking van biometrische gegevens. Dit algemene uitgangspunt is neergelegd in artikel 9 lid 1 van de AVG. Meer in het bijzonder is bepaald dat het verboden is om biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon te verwerken. In artikel 9 lid 2 AVG zijn een aantal uitzonderingen opgenomen, waaronder de hier zich niet voordoende situatie dat de betrokkene toestemming geeft tot de betreffende verwerking.
20. Verder is in artikel 9 lid 2 AVG bepaald dat een uitzondering ook aan de orde kan zijn met het oog op de uitvoering van verplichtingen en de uitoefening van specifieke rechten van de verwerkingsverantwoordelijke of de betrokkene op het gebied van het arbeidsrecht en het sociale zekerheids- en beschermingsrecht, voor zover zulks is toegestaan bij Unierecht of lidstatelijk recht of bij collectieve overeenkomst op grond van lidstatelijk recht die passende waarborgen voor de grondrechten en de fundamentele belangen van de betrokkene biedt.
21. In artikel 29 van de UAVG wordt invulling gegeven aan de ruimte die artikel 9 lid 2 AVG, zoals hiervoor aangehaald, laat voor het opnemen van een uitzondering op het verbod om biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon te verwerken. Dit verbod is niet van toepassing wanneer de verwerking noodzakelijk is voor authenticatie of beveiligingsdoeleinden. In de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, 2017-2018, 34851 nr. 3, blz 108 onderaan) wordt blijk gegeven van het inzicht dat in een werknemer-werkgeververhouding er niet snel sprake zal kunnen zijn van toestemming die geheel in vrijheid is gegeven. Daarom wordt voormelde uitzondering mogelijk gemaakt, ook al is de betreffende toestemming niet verkregen. Er gelden blijkens de toelichting wel een aantal randvoorwaarden, welke ook in de onderhavige zaak onderwerp van debat ter zitting zijn geweest:
- er dient een afweging te worden gemaakt of identificatie met biometrische gegevens noodzakelijk is voor de authenticatie of beveiligingsdoeleinden, waarbij dan het voorbeeld wordt genoemd van toegang die (zeer) beperkt dient te zijn voor personen die daartoe geautoriseerd zijn, bijvoorbeeld bij een kerncentrale.
- de verwerking dient proportioneel te zijn, waarbij het voorbeeld wordt genoemd van de toegang tot een garage van een reparatiebedrijf. In dat geval zal de noodzaak van beveiliging niet zodanig zijn dat werknemers allen met biometrie toegang krijgen. Maar aan de andere kant wordt het voorbeeld genoemd van beveiliging van informatiesystemen die zelf veel persoonsgegevens bevatten en waarbij onrechtmatige toegang, ook van werknemers, moet worden voorkomen.
22. De tussenconclusie is daarom dat als hoofdregel geldt dat verwerking van biometrische gegevens, behoudens gegeven toestemming, is verboden, tenzij wordt voldaan aan de uitzondering van artikel 29 UAVG.
23. Voor zover Manfield heeft aangevoerd dat in het onderhavige geval in het geheel geen sprake is van verwerking van gegevens, nu deze niet worden bewaard of bewerkt, wordt dit verweer verworpen. Ter zitting is naar voren gekomen dat het autorisatiesysteem ook wordt gebruikt voor tijdregistratiedoeleinden. Dat betekent dat er een koppeling in het systeem wordt gemaakt tussen het uitvoeren van de vingerscan en de betrokken persoon. Reeds daarom is er naar het oordeel van de kantonrechter sprake van verwerking van persoonsgegevens in de zin van de AVG.
24. Het beroep van Manfield op het bedrijfsbelang wordt verworpen. Manfield heeft in dit verband verwezen naar een aantal recente gevallen van fraude door het eigen personeel. Met het eerder gebruikte systeem van inlogcodes zou gemakkelijk onder een andere naam kunnen worden ingelogd en is eventuele diefstal niet te herleiden tot de eigenlijke dader. Door een systeem van vingerscanautorisatie wordt een persoonsgebonden, onvervreemdbare, autorisatiemethode ingevoerd, waardoor voormelde praktijk kan worden voorkomen. Uiteraard staat het Manfield vrij op te treden tegen bedoelde vormen van omzetderving, maar haar handelen dient wel in overeenstemming te zijn met de AVG. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval nu dit type bedrijfsbelang niet is aan te merken als “noodzakelijk voor authenticatie- of beveiligingsdoeleinden” in de zin van in artikel 9 lid 2 AVG. Ook ten aanzien van de proportionaliteit heeft de kantonrechter vraagtekens. [verzoeker 2] heeft onbetwist aangevoerd dat er in het filiaal van Manfield waarin zij werkzaam is, op geen enkele wijze in enige vorm van beveiliging is voorzien. Er is er geen camerabeveiliging, er zijn geen alarmpoortjes bij de ingang en er zijn geen kluisjes voor het
25. Manfield heeft verder aangevoerd dat de noodzaak van het gebruik van een vingerscanautorisatiesysteem bestaat uit het beveiligen van gevoelige informatie die via haar kassasysteem toegankelijk is; informatie die zowel betrekking heeft op financiën, persoonsgegevens van klanten en persoonsgegevens van werknemers. Daarbij wijst Manfield er verder op dat zij ook vanuit haar verplichting om voormelde gegevens zo veilig mogelijk te verwerken belang heeft bij invoering van het vingerscanautorisatiesysteem. Daardoor wordt ongeoorloofd inloggen door derden van buitenaf en/of het ongeoorloofd “afkijken” van een inlogcode voorkomen.
26. [verzoeker 2] heeft de noodzaak om in verband hiermee een vingerscanautorisatiesysteem in te voeren gemotiveerd bestreden. Alternatieven zoals toegangspas, werknemerspas en/of cijfercodes, al dan niet in combinatie met elkaar, zijn naar haar oordeel onvoldoende onderzocht. Via een dergelijk systeem is zonodig een “dubbele” waarborg te realiseren die naar haar oordeel geen inbreuk maakt op de privacy. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Manfield dit argument van [verzoeker 2] niet of onvoldoende bestreden en heeft zij evenmin, bijvoorbeeld aan de hand van documenten, onderbouwd waarom, met afweging van voors en tegens van verschillende systemen, zij heeft gekozen voor het vingerscanautorisatiesysteem. Om te kunnen toetsen aan de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit die artikel 29 UAVG aan het toelaten van een uitzondering op de hoofdregel van het verbod van verwerking van biometrische gegevens stelt, had dat wel op haar weg gelegen.
27. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat onder voormelde omstandigheden het gelijk aan de zijde van [verzoeker 2] is. Daarom wordt beslist als na te melden.
28. Partijen zijn blijkens het verzoekschrift overeengekomen dat ongeacht de uitkomst van deze procedure ieder de eigen kosten zal dragen, maar dat het griffierecht ten laste van Manfield komt.
29. Bij een eventuele uitvoerbaar bij voorraadverklaring hebben partijen geen belang, nu zij zijn overeengekomen dat wordt afgezien van een eventueel hoger beroep tegen deze beschikking.