In deze zaak heeft eiser, betrokken bij een auto-ongeval op 20 maart 2016, Achmea Schadeverzekeringen N.V. aangeklaagd voor schadevergoeding. Eiser stelt dat hij als gevolg van het ongeval een whiplash heeft opgelopen, wat heeft geleid tot blijvende nek- en hoofdpijnklachten. Achmea erkent de aansprakelijkheid voor het ongeval, maar betwist het causaal verband tussen het ongeval en de door eiser ervaren klachten. Eiser heeft medische verklaringen overgelegd van zijn huisarts en fysiotherapeut, maar Achmea verwijst naar een deskundigenrapport dat stelt dat de impact van het ongeval te gering was om de klachten te verklaren.
Tijdens de zitting op 14 juni 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser vorderde een voorschot van € 12.500,-- ter vergoeding van geleden schade, maar Achmea voerde aan dat er onvoldoende bewijs is voor het causaal verband. De voorzieningenrechter oordeelde dat in kort geding niet kan worden vastgesteld of er een causaal verband bestaat, gezien de gemotiveerde betwisting door Achmea. De rechter concludeerde dat nader deskundigenonderzoek noodzakelijk is, waarvoor deze kortgedingprocedure zich niet leent.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van Achmea, die op dat moment zijn begroot op € 1.992,-- aan griffiegeld en € 980,-- aan salaris advocaat. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.