ECLI:NL:RBAMS:2019:6138

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1337
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door de Sociale Verzekeringsbank inzake AOW-uitkering

Op 21 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser] en de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft een beroep van [eiser] tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen twee primaire besluiten van de Svb. Deze besluiten betroffen de terugvordering van te veel ontvangen AOW-pensioen over de periode juli 2016 tot en met november 2016 en de oplegging van een boete van € 527,28. De Svb had het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar te laat was ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] zijn AOW-pensioen ontving naar de norm van alleenstaande, maar dat hij op 3 juni 2018 in Marokko was getrouwd. De Svb stelde dat [eiser] zich via DigiD had aangemeld voor de Berichtenbox op MijnOverheid.nl en dat hij daarmee toestemming had gegeven voor digitale toezending van besluiten. De rechtbank oordeelde dat de Svb voldoende bewijs had geleverd dat de besluiten op de juiste wijze waren bekendgemaakt aan [eiser].

De rechtbank concludeerde dat de bezwaartermijnen voor de primaire besluiten waren overschreden en dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom werd het beroep van [eiser] ongegrond verklaard. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1337

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. A.A. Bouwman),
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (de Svb), verweerder

(gemachtigde: mr. S. Asadi).

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2018 (het primaire besluit I) heeft de Svb [eiser] medegedeeld dat hij te veel pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW) heeft ontvangen over de periode juli 2016 tot en met november 2016 en dat zijn uitkering per mei 2018 wordt vastgesteld naar de norm van een gehuwde.
Bij besluit van 12 juni 2018 (het primaire besluit II) heeft de Svb de te veel betaalde uitkering van [eiser] teruggevorderd en hem een boete opgelegd van € 527,28.
Bij besluit van 23 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiser] tegen beide primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2019. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Wat voorafging aan deze procedure
1. [eiser] ontving een AOW-pensioen naar de norm van alleenstaande. Op 3 juni 2018 is hij getrouwd in Marokko volgens Islamitisch recht.
2. [eiser] heeft tegen de primaire besluiten op 10 december 2018 bezwaar gemaakt. De Svb heeft het bezwaar van [eiser] wegens termijnoverschrijding niet‑ontvankelijk verklaard.
Standpunt van partijen
3. [eiser] vindt dat de primaire besluiten niet op de juiste wijze aan hem bekend zijn gemaakt, omdat hij deze heeft ontvangen in zijn Berichtenbox op www.MijnOverheid.nl (MijnOverheid). Hij stelt nooit toestemming te hebben gegeven voor digitale toezending en vindt daarom dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Verder betwist hij dat de besluiten via MijnOverheid zijn geplaatst.
4. Volgens de Svb kan het niet anders zijn dan dat [eiser] zich via DigiD heeft aangemeld op MijnOverheid om berichten, waaronder besluiten, van de Svb te ontvangen. Daartoe is op 9 maart 2017 door of namens [eiser] expliciet aangevinkt dat hij via de Berichtenbox wil corresponderen en langs die weg ook voldoende bereikbaar is.
5. De Svb heeft ter onderbouwing een schermfoto overgelegd van het account van [eiser] van MijnOverheid. Op de schermfoto is te zien dat de ingangsdatum van de Berichtenbox 9 maart 2017 is en de einddatum 26 oktober 2018 is. Ter zitting heeft de gemachtigde van de Svb toegelicht dat op deze data de Berichtenbox respectievelijk is aan- en uitgevinkt. Voor iedereen staat het systeem standaard uitgevinkt. Voor verschillende afnemers, zoals de Svb, moet het expliciet worden aangevinkt. Wijzigingen aanbrengen kan altijd. [eiser] is de enige die zich kan aanmelden omdat het account wordt geactiveerd door in te loggen met zijn DigiD. Door het systeem van vinkjes is het ongevoelig voor hacks. De Svb heeft erop gewezen dat dit de uitvoering is van de Regeling voorzieningen GDI. [1] De Svb handhaaft daarom het standpunt dat [eiser] is aangemeld (door hemzelf of door een ander namens hem) om digitaal via MijnOverheid berichten, zoals besluiten, te ontvangen.
6. De Svb stelt zich verder op het standpunt dat de primaire besluiten via de juiste weg zijn verzonden naar de Berichtenbox van [eiser] . Ter zitting heeft de gemachtigde van de Svb de digitale verzendadministratie van Logius overgelegd. Hierbij heeft de Svb toegelicht dat hieruit blijkt dat in de Berichtenbox van [eiser] op 24 april 2018 twee berichten zijn geplaatst, waarvan één het primaire besluit I betreft. Op 14 juni 2018 is nog een bericht geplaatst, het primaire besluit II. De Svb vindt daarom dat zij daarmee voldoende heeft aangetoond dat de besluiten op een juiste wijze bekend zijn gemaakt aan [eiser] .
7. [eiser] vindt dat de Svb niet met de schermfoto aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich heeft aangemeld voor het ontvangen van besluiten van de Svb in de Berichtenbox. Daarnaast vindt hij dat de digitale verzendadministratie niet aantoont dat de berichten zijn geplaatst. Hij ziet nergens zijn naam of Burgerservicenummer staan waardoor de verzending van deze brieven aan hem te koppelen is. Op deze verzendadministratie staat wel dat de documenten zijn ‘verwerkt op’, maar dat betekent niet hetzelfde als ‘geplaatst op’, aldus [eiser] .
Wat vindt de rechtbank van de zaak?
8. De rechtbank moet beoordelen of [eiser] toestemming heeft gegeven voor verzending van besluiten door de Svb naar zijn Berichtenbox op MijnOverheid én of de Svb de primaire besluiten op juiste wijze bekend heeft gemaakt door digitale verzending hiervan naar deze Berichtenbox.
9. In artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat besluiten die zijn gericht tot een of meer belanghebbenden, bekend worden gemaakt door toezending of uitreiking. Met die toezending wordt bedoeld het fysiek per post versturen. In aanvulling hierop is in artikel 2:14, eerste lid, van de Awb bepaald dat besluiten ook elektronisch mogen worden verstuurd. Voorwaarde is dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs die weg voldoende bereikbaar is.
10. Uit de zich in de gedingstukken bevindende schermfoto blijkt genoegzaam dat de Berichtenbox op MijnOverheid vanaf 9 maart 2017 tot en met 26 oktober 2018 was opengesteld voor berichten van de Svb. De rechtbank volgt de Svb in de stelling dat het aannemelijk is dat alleen [eiser] , of een ander namens hem met zijn toestemming, die optie aangevinkt heeft. Immers, alleen via DigiD kan dit worden ingesteld. Door [eiser] is niet gesteld en ook is dit niet gebleken dat dit door een ander zonder zijn toestemming (dus frauduleus) is gebeurd. De rechtbank vindt het daarom aannemelijk dat [eiser] zelf kenbaar heeft gemaakt, of een ander namens hem met zijn toestemming, dat hij berichten via MijnOverheid wil ontvangen. Toezending langs deze weg volstond daarom.
11. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de Svb met de ter zitting overlegde digitale verzendadministratie voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het de onderhavige primaire besluiten betreft die via de Berichtenbox aan [eiser] bekend zijn gemaakt. De rechtbank acht het volgende daarbij van belang. Elke brief (dus ook de primaire besluiten) heeft een eigen nummer. Dit staat vermeld rechtsonder in de brief. Dit nummer wordt voorafgegaan door het Svb-dossiernummer van een klant. Het Svb-dossiernummer van [eiser] is [dossiernummer] . Dit nummer staat bijvoorbeeld ook vermeld op het bestreden besluit. Het primaire besluit I heeft [besluitnummer 1] . Het primaire besluit II heeft het [besluitnummer 2] . Deze nummers corresponderen met de nummers in de digitale verzendadministratie. Ook de omschrijving van het document in deze administratie direct achter de respectievelijke briefcodes, 039BSO en 555BSO, te weten ‘Wijz. Leefsituatie’ en ‘Terug- en invor’ correspondeert met het onderwerp dan wel de strekking van de primaire besluiten. Gelet hierop kan de rechtbank [eiser] niet volgen in zijn betoog dat de gegevens vermeld in bedoelde digitale verzendadministratie niet aan hem zijn te koppelen. Gegeven het voorgaande acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat het primaire besluit I op 26 april 2018 om 07.10 uur en het primaire besluit II op 14 juni 2018 om 7.08 uur zijn geplaatst in de Berichtenbox. De rechtbank ziet geen grond voor het stelling dat ‘verwerkt’ een andere betekenis zou hebben dan ‘geplaatst’. De rechtbank concludeert dat de besluiten op een juiste wijze bekend zijn gemaakt.
12. Gelet op het voorgaande ving de bezwaartermijn ter zake van het primaire besluit I aan op 27 april 2018. Deze termijn bedraagt zes weken. De laatste dag van deze termijn was dus 7 juni 2018. De bezwaartermijn ter zake van het primaire besluit II ving aan op 15 juni 2018 en eindigde op 26 juli 2018. [eiser] heeft zijn bezwaarschriften pas op 10 december 2018 ingediend. Dat is dus ruim na afloop van de bezwaartermijn. Van omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar zou moeten geacht, is de rechtbank niet gebleken. De Svb heeft de bezwaren daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
13. Dit betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2019.
griffier
rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hiervan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Staatscourant 37158 van 29 oktober 2015.