ECLI:NL:RBAMS:2019:62

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2019
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
13/684411-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met geweld bij Albert Heijn

Op 7 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 september 2018 in Amsterdam samen met een medeverdachte goederen ter waarde van 158,06 euro heeft gestolen uit een Albert Heijn. De diefstal werd voorafgegaan en gevolgd door geweld tegen een aangever, die de verdachte trachtte tegen te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich met kracht heeft losgerukt en de aangever in zijn hand heeft gebeten. De officier van justitie heeft de verdachte vervolgd voor diefstal in vereniging met geweld, terwijl de verdediging stelde dat er geen bewijs was voor het gebruik van geweld. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen geoordeeld dat er sprake was van medeplegen en dat het geweld bewezen kon worden. De verdachte is veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar zonder aftrek van voorarrest, gezien zijn recidive en de ernst van het feit. De rechtbank heeft de maatregel opgelegd om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen en om de verdachte de kans te geven zijn leven op de rit te krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684411-18
Datum uitspraak: 7 januari 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , gedetineerd in het Huis van Bewaring [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van wat de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, en verdachte en zijn raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 15 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer goederen (waarde 158,06 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich met (met kracht) heeft/hebben verzet en/of (daarbij) zijn/hun licha(a)m(en) heeft/hebben losgerukt en/of losgetrokken, in elk geval zijn/hun licha(a)m(en) heeft/hebben bewogen in een andere richting dan waarin voornoemde [aangever] en/of [persoon] hem/hun, verdachte(n) trachtte(n) te geleiden en/of (vervolgens);
- voornoemde [aangever] (met kracht) in zijn hand, in elk geval in zijn lichaam heeft/hebben gebeten.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de diefstal in vereniging met geweld bewezen verklaard kan worden. Hij komt hiertoe op grond van de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van de diefstal. Gelet op het proces-verbaal van bevindingen waarin het uitkijken van de camerabeelden is geverbaliseerd, de aangifte en de getuigenverklaring is de officier van justitie van mening dat er sprake is van medeplegen en dat verdachte na de diefstal geweld heeft gebruikt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte kan worden veroordeeld voor een winkeldiefstal. Er ontbreekt echter objectief bewijs dat verdachte geweld jegens aangever zou hebben gebruikt. De raadsman wijst ook op verschillen tussen de aangifte en de getuigenverklaring. Nadat verdachte de diefstal pleegde en de winkel uitrende, is hij getackeld, ten val gekomen en staande gehouden. Hierna hebben de personen die verdachte staande hielden, hem laten gaan. Wat daarna is gebeurd moet los worden gezien van de diefstal. De spullen had hij toen al niet meer. Bij de diefstal is volgens verdachte geen geweld gebruikt en bovendien is ook op de camerabeelden geen geweld te zien. Dat verdachte aangever in zijn hand zou hebben gebeten is niet gezien door de getuige. Een bijtwond of letsel als gevolg van een beet, ziet er volgens de raadsman anders uit dan de rode plek op de hand van aangever. Ook de medeverdachte heeft verklaard dat verdachte geen geweld zou hebben gebruikt. Het geweld kan niet worden bewezen. Tot slot stelt de raadsman zich op het standpunt dat er geen sprake is van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Diefstal
Verdachte heeft verklaard op 15 september 2018 goederen van winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [adres] ) in zijn tas te hebben gedaan, waarna hij de kassa’s is gepasseerd en voornoemde goederen niet heeft betaald. Verdachte heeft aldus bekend de ten laste gelegde diefstal te hebben gepleegd. Hiervan heeft Albert Heijn aangifte gedaan.
Medeplegen
Volgens verdachte heeft hij voornoemde diefstal in zijn eentje gepleegd. De rechtbank ziet dit echter anders en komt tot een bewezenverklaring van medeplegen. Uit camerabeelden van Albert Heijn volgt dat verdachte samen met de medeverdachte de winkel binnenkomt en dat de medeverdachte een winkelmandje pakt. In de minuten na binnenkomst hebben verdachte en zijn medeverdachte veelvuldig contact met elkaar. Op de camerabeelden is te zien dat ze naar elkaar kijken, naast elkaar staan en dat verdachte naar bepaalde goederen wijst waarna de medeverdachten deze in zijn winkelmandje legt. Op de camerabeelden is vervolgens te zien dat de medeverdachte om 14:24:03 uur met een gevuld winkelmandje naar verdachte loopt. Ongeveer een minuut later, om 14:25:13 uur, lopen verdachte en de medeverdachte achter elkaar door de winkel. Het winkelmandje van de medeverdachte is inmiddels leeg, terwijl de boodschappentas van verdachte gevuld is. Deze tas oogt dan bol en er steken goederen uit de bovenkant. Hoewel verdachte ontkent de diefstal met een ander te hebben gepleegd, heeft hij ter zitting verklaard dat hij de goederen uit het winkelmandje heeft gepakt en deze in zijn tas heeft gedaan. Volgens de camerabeelden droeg de medeverdachte het winkelmandje. Uit alle hiervoor omschreven handelingen van verdachte en de medeverdachte, leidt de rechtbank af dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij beiden een wezenlijke bijdrage leveren aan de diefstal, wat maakt dat er sprake is van medeplegen.
Geweld
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte richting de uitgang van Albert Heijn rent. Nadat hij door een krantenverkoper wordt getackeld, wordt verdachte staande gehouden. Te zien is dat aangever, getuige en verdachte van links naar rechts bewegen. Te zien is dat zij continu in beweging zijn en steeds verder uit het zicht van de camera raken. Dit past bij de verklaring van de getuige dat verdachte zich probeerde los te maken van aangever die hem staande hield. Ook aangever heeft verklaard dat hij samen met de getuige verdachte vastpakte, waarna het ‘duw-en-trekwerk’ werd. Toen verdachte loskwam en wegrende, werd hij wederom door de getuige en aangever vastgepakt. Aangever zag dat verdachte hierop zijn hoofd naar zijn rechterschouder draaide en dat hij in de hand van aangever beet. De getuige heeft dit niet zien gebeuren, maar heeft wel verklaard dat hij aangever plots ‘au’ hoorde roepen waarna verdachte wegrende. Later is door zowel getuige als door verbalisanten gezien dat aangever een rode plek op zijn hand had. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt om de vlucht mogelijk te maken door zich los te rukken en door aangever in zijn hand te bijten. De verklaring van de medeverdachte inhoudende dat verdachte geen geweld heeft gebruikt vindt de rechtbank, gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, niet geloofwaardig.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt een diefstal in vereniging, gevolgd van geweld.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 15 september 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen (waarde 158,06 euro), toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan [adres] ), welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte
- zich met (met kracht) heeft losgerukt en
- voornoemde [aangever] in zijn hand heeft gebeten.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat oplegging van de ISD-maatregel een ultimum remedium is en dat oplegging van die maatregel op dit moment niet passend is. Volgens de reclassering zijn de financiën één van de leefgebieden die verdachte niet op orde heeft. Verdachte heeft echter zelfstandig, zonder verplichting in de vorm van bijzondere voorwaarden, contact opgenomen met PuurZuid, een maatschappelijke schuldhulpverlening. Verder is verdachte voornemens te verhuizen uit Amsterdam Zuid. Door bij zijn moeder in Amsterdam Noord te wonen, neemt hij afstand van zijn huidige omgeving wat de kans op recidive verkleint. Verdachte verdient een kans om zijn leven zelf op de rit te krijgen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 15 september 2018 schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging bij de Albert Heijn. Deze diefstal werd gevolgd van geweld door zich met kracht los te rukken en door in de hand van het slachtoffer te bijten. Dit feit brengt, gezien het openlijke karakter daarvan, gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg. Dit is verdachte aan te rekenen. Door het plegen van de winkeldiefstallen heeft verdachte daarnaast slechts oog gehad voor zijn financiële gewin en heeft hij zich op geen enkel moment bekommerd om de financiële schade en overlast die hij door zijn handelen heeft veroorzaakt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Inforsa van 5 oktober 2018, opgemaakt door M. Wegbrans en een advies van de reclassering van 17 december 2018 van N. Boogaard. Uit de rapportages volgt onder meer dat verdachte meermalen niet is verschenen op afspraken bij de reclassering, ook niet nadat hem was verteld dat het een laatste kans betrof om zich te bewijzen en een eventuele ISD-maatregel te ontlopen. De reclassering heeft geen vertrouwen in een nieuw reclasseringstoezicht en adviseert dan ook tot oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 23 november 2018 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de ten laste gelegde periode meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er ernstig rekening moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 23 november 2018 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat verdachte op eigen kracht zal kunnen doen wat nodig is om zijn leven op de rit en delictvrij te krijgen. Ook ziet de rechtbank geen mogelijkheid om het recidivegevaar afdoende in te perken met het opleggen van een reclasseringstoezicht nu verdachte zich bij herhaling onvoldoende trouw heeft getoond in het naleven van zijn afspraken. Hij uit zich welwillend maar er komt ondanks alle kansen die geboden zijn te weinig van de grond. De rechtbank zal de officier van justitie volgen en de ISD-maatregel opleggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van met misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en R.C.J. Hamming, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 januari 2019.