ECLI:NL:RBAMS:2019:6247

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
13/752036-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 15 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering tot overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Regional Court in Poznań, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van 8 maanden die aan de opgeëiste persoon was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1978 in Polen, niet ter zitting is verschenen vanwege een medische situatie, maar dat zijn raadsman gemachtigd was om namens hem het woord te voeren.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan. Het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de rechtszitting die leidde tot het vonnis, en dat hij niet op de hoogte was gesteld van de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen van de in artikel 12, sub a tot en met c, van de Overleveringswet genoemde omstandigheden aanwezig waren, waardoor de overlevering niet kon worden toegestaan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het EAB niet voldeed aan de eisen van artikel 12 OLW, en heeft zij de overlevering geweigerd. De rechtbank heeft tevens vastgesteld dat de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is beëindigd. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752036-19
RK nummer: 19/3685
Datum uitspraak: 15 augustus 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 juni 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 oktober 2018 door de
Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1978,
verblijvend in het [verblijfadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 augustus 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht. De opgeëiste persoon is wegens een medische situatie niet ter zitting verschenen. De raadsman heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens hem het woord te voeren.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment of the District Court Poznań-Grunwald and Jeżyce in Poznań of 5 April 2017 sentencing [opgeëiste persoon] to 8 months imprisonment, reference number VIII K 1395/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1.
Inhoud van de stukken
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
Indicate if the person appeared in person at the trial resulting in the decision:
(…)
No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision.
1. If you have ticked the box under point 2, please confirm the existence of one of the following:
(…)
b. the person was not summoned in person but by other means actually received official information of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision, in such a manner that it was unequivocally established that he or she was aware of the scheduled trial, and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial
(…)
2. If you have ticked the box under points 1b, 1c or 1d above, please provide information about how the relevant condition was met:
[opgeëiste persoon] was aware of and participated in the criminal proceedings against him. During the preparatory proceedings he had the decision on presenting charges announced to him, he was cautioned of the rights and obligations, and was questioned as a suspect. During the hearing [opgeëiste persoon] denied committing the offence.
Summons to the court hearing scheduled for 3 April 2017 in case No. VIII 1395/16 was sent to the address provided by [opgeëiste persoon] . However, the letter was not collected by him and [opgeëiste persoon] did not appear in court. (…)
Op verzoek van de officier van justitie heeft de
Regional Court in Poznańbij brief van 2 augustus 2019 onder meer het volgende medegedeeld:
In reply to your inquiry of 25.06.2019 concerning [opgeëiste persoon] , please be informed that in the case run by the District Court for Poznań-Grunwald and Jeżyce, file reference number VIIl K 1395/ 16, the trial took place on 03.04.2017.
The defendant was informed of its date, however, despite double postal notification he did not collect the notice of the first trial date.
In the course of the litigation, the defendant was represented by no professional agent nor did he appear in person at the trial.
The legislation governing the criminal procedure do not provide for a defendant to be served with judgment in such instance.
3.1.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt – met de officier van justitie en de raadsman – vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat dit vonnis – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld,
( i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Een dergelijke verklaring ontbreekt. Aldus is niet voldaan aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. De in dit artikel bedoelde weigeringsgrond is van toepassing.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Poznań.
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 augustus 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.