Uitspraak
[opgeëiste persoon]
27 mei 2019 in de zaken C-508/18 (OG) en C-509/18 (PF) de vragen van Ierse rechters of de officier van justitie in Lübeck, Duitsland en de officier van justitie van de Republiek Litouwen rechterlijke autoriteiten zijn als bedoeld in het Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (Kaderbesluit) beantwoord.
Rigsadvokaten(de procureur-generaal) uitgevaardigd EAB. Deze zaak is bekend onder parketnummer 13/751586-19 (EAB 1).
en had reeds een raadsman toegewezen gekregen en deze gesproken.
- Op 16 augustus 2019 is de opgeëiste persoon, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord door de officier van justitie, waarna de officier van justitie heeft bevolen dat “de voorlopige aanhouding van de opgeëiste persoon wordt omgezet in een definitieve aanhouden en (..) dat de opgeëiste persoon in verzekering gesteld wordt en in verzekering zal blijven tot aan het tijdstip dat de rechtbank over zijn gevangenhouding beslist”.
- Op 16 augustus 2019 heeft de officier van justitie de raadsman van de opgeëiste persoon - onder meer - bericht dat hij op 14 augustus 2019 om 10.45 uur mondeling van de Deense autoriteiten te horen heeft gekregen dat een rechter het EAB zou uitvaardigen, dat hij dit op 14 augustus 2019 om 10.55 uur heeft gekregen en dat om 12.17 uur de vertaling is ontvangen.
- i) De opgeëiste persoon had op 13 augustus 2019 in vrijheid moeten worden gesteld, omdat in deze zaak sprake is van een zelfde situatie als het Deense overleveringsverzoek waarin de rechtbank op 13 augustus 2019 het OM niet-ontvankelijk heeft verklaard. Er is toen bewust gewacht met de invrijheidstelling in de zaak van EAB 1, om een hernieuwde aanhouding mogelijk te maken.
- ii) Door deze gang van zaken en omdat de opgeëiste persoon doelbewust is afgehouden van zijn recht op rechtsbijstand bij de nieuwe aanhouding op basis van EAB 2 op 14 augustus 2019, is sprake van een schending van de beginselen van goede procesorde (waaronder het beginsel van détournement de pouvoir en fair play).
- iii) Anders dan in het proces-verbaal van aanhouding vermeld, was de raadsman niet op de hoogte van de nieuwe aanhouding op 14 augustus 2019. Het Openbaar Ministerie heeft op 14 augustus 2019 zijn schriftelijke standpunt aan de rechtbank gestuurd en de raadsman daarvan niet op de hoogte gesteld.
- iv) De Deense wet geeft uitsluitend de
- kortweg - het volgende aangevoerd.
De vordering tot het in behandeling nemen van dat EAB (parketnummer 13/751586-19) is echter ingetrokken, zodat de overleveringsdetentie die heeft plaatsgevonden op basis van EAB 1 niet ter beoordeling van de rechtbank staat. Dit deel van het verweer moet daarom worden gepasseerd.
– die al werd bijgestaan door een raadsman en ook op 14 augustus 2019 is geïnformeerd over zijn recht op consultatie- en verhoorbijstand – in zijn belangen is geschaad door de afwezigheid van de raadsman bij het verhoor van 14 augustus 2019. Wat de raadsman bij dat verhoor niet aan de orde heeft kunnen stellen, kon hij wel bij het verhoor bij de officier van justitie op 16 augustus 2019 naar voren brengen (en ook in onderhavig verzoekschrift). Van stellingen die ten tijde van het verhoor van 14 augustus 2019 tot een ander verloop of uitkomst van dit verhoor hadden kunnen leiden, is de rechtbank niet gebleken.
BESLISSING:
[opgeëiste persoon].