Op 6 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De zaak betreft het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, gepleegd op 30 juli 2018 in Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 30 augustus 2019, waarbij de officier van justitie, mr. P. van Laere, en de raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een pistool van het merk Bruni en munitie, beide van categorie III volgens de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten en de verdachte beoordeeld. De verdachte was op een snorfiets aangetroffen met een tas waarin een doorgeladen vuurwapen was aangetroffen. Ondanks de verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat er een wapen in de tas zat, heeft de rechtbank geoordeeld dat hij hiervan op de hoogte moest zijn. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht.
De officier van justitie heeft verzocht om toepassing van het adolescentenstrafrecht en een jeugddetentie van 215 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft het advies van de reclassering gevolgd, dat pleitte voor pedagogische beïnvloeding en een gedeeltelijk voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 215 dagen jeugddetentie, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en behandeling. Tevens is het in beslag genomen vuurwapen onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.