ECLI:NL:RBAMS:2019:6683

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
11 september 2019
Zaaknummer
AMS 19/628
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfsrecht en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die een aanvraag tot afgifte van een document had ingediend op basis van artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, stelde dat er sprake was van een zorgrelatie met zijn dochter, zoals bedoeld in het Chavez-Vilchez arrest. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder het juiste toetsingskader hanteerde en dat er geen zorgrelatie was tussen eiser en zijn dochter. Tevens werd geoordeeld dat er geen afhankelijkheidsverhouding bestond die zou leiden tot het verlaten van het grondgebied van de EU door de dochter als eiser geen verblijfsrecht zou krijgen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Het procesverloop begon met een verzoek om een voorlopige voorziening dat op 28 januari 2019 werd ingediend, samenhangend met een bezwaarschrift tegen een besluit van 7 januari 2019. Eiser trok zijn verzoek in op 21 februari 2019, maar vroeg om vergoeding van de proceskosten. Verweerder diende een verweerschrift in en partijen gaven toestemming om zonder zitting uitspraak te doen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verweerder niet aan het verzoek om voorlopige voorziening tegemoet was gekomen, waardoor er geen aanleiding was voor terugbetaling of vergoeding van het griffierecht. De voorzieningenrechter wees het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, omdat het verzoek om voorlopige voorziening niet was ingewilligd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/628

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

(gemachtigde: [naam] ),
en

de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De voorzieningenrechter heeft op 28 januari 209 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Dit verzoek hangt samen met een bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 7 januari 2019.
Bij e-mail van 21 februari 2019 en brief van 19 juni 2019 heeft [naam] , advocaat te [plaatsnaam] , het verzoek ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Desgevraagd heeft verweerder op 2 april 2019 een verweerschrift ingediend ter zake het verzoek om vergoeding van de proceskosten.
Verzoeker heeft bij brief van 5 april 2019 op het verweerschrift gereageerd.
Verweerder heeft bij brief van 12 april 2019 een zienswijze ingezonden op de reactie van verzoeker.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge de artikelen 8:84, vijfde lid, en 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het verzoek omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
2. Ingevolge artikel 8:82, vierde lid, van de Awb wordt, indien het verzoek wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de belanghebbende tot wie het bestreden besluit is gericht, aan de voorzieningenrechter schriftelijk heeft medegedeeld de uitvoering van het bestreden besluit hangende de procedure met betrekking tot de hoofdzaak op te schorten, dan wel de gevraagde voorlopige maatregelen te zullen nemen, het betaalde griffierecht door de griffier terugbetaald. In het vijfde lid is bepaald dat de uitspraak kan inhouden dat het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk door het bestuursorgaan wordt vergoed.
3. Verzoeker heeft bij de intrekking van het verzoek verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding. Verzoeker heeft eveneens verzocht om een forfaitaire vergoeding voor de voorbereiding van de zitting van 22 februari 2019.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aan het verzoek om een voorlopige voorziening is tegemoetgekomen. Verweerder heeft daartoe gesteld dat het bestreden besluit niet is herroepen noch is het bezwaarschrift gegrond verklaard. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten komt ook niet voor vergoeding in aanmerking omdat de indiening van het verzoek om een voorlopige voorziening te wijten is aan verzoekers eigen handelen. Het besluit tot opheffing sluiting van 21 februari 2019 is het gevolg van een verzoek van verzoeker tot heropening. Dat zijn twee van elkaar gescheiden trajecten. Verweerder heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank in een soortgelijke zaak.
Beoordeling
5. De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder aan het verzoek om een voorlopige voorziening is tegemoetgekomen. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Verweerder heeft op 7 januari 2019 een bevel tot sluiting van de woning van verzoeker voor de duur van drie maanden genomen omdat in de woning (teveel) drugs is aangetroffen. Verzoeker heeft op 28 januari 2019 een verzoek tot heropening ingediend. Bij besluit van
21 februari 2019 heeft verweerder een besluit tot opheffing sluiting genomen.
Verweerder heeft het besluit van 7 januari 2019 niet ingetrokken. Verweerder heeft op basis van nieuwe feiten en omstandigheden, die haar pas na het nemen van het besluit van
7 januari 2019 bekend werden, besloten de sluiting van de woning met ingang van
22 februari 2019 op te heffen.
6. Omdat niet aan het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is tegemoetgekomen bestaat voor terugbetaling of vergoeding van het griffierecht geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 september 2019 door mr. B.C. Langendoen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.P. Osinga-Sanders, de griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Coll: M.P.O.
D: C