In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die een aanvraag tot afgifte van een document had ingediend op basis van artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, stelde dat er sprake was van een zorgrelatie met zijn dochter, zoals bedoeld in het Chavez-Vilchez arrest. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder het juiste toetsingskader hanteerde en dat er geen zorgrelatie was tussen eiser en zijn dochter. Tevens werd geoordeeld dat er geen afhankelijkheidsverhouding bestond die zou leiden tot het verlaten van het grondgebied van de EU door de dochter als eiser geen verblijfsrecht zou krijgen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.
Het procesverloop begon met een verzoek om een voorlopige voorziening dat op 28 januari 2019 werd ingediend, samenhangend met een bezwaarschrift tegen een besluit van 7 januari 2019. Eiser trok zijn verzoek in op 21 februari 2019, maar vroeg om vergoeding van de proceskosten. Verweerder diende een verweerschrift in en partijen gaven toestemming om zonder zitting uitspraak te doen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verweerder niet aan het verzoek om voorlopige voorziening tegemoet was gekomen, waardoor er geen aanleiding was voor terugbetaling of vergoeding van het griffierecht. De voorzieningenrechter wees het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, omdat het verzoek om voorlopige voorziening niet was ingewilligd.