ECLI:NL:RBAMS:2019:6732

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
C/13/654841 / HA ZA 18-990
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toezegging tot financiering door bank niet bindend, schadevergoeding gevorderd

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Simbolo Investments B.V. en de Coöperatieve Rabobank U.A. Simbolo vorderde een schadevergoeding van meer dan € 4,2 miljoen, omdat Rabobank naar haar zeggen een mondelinge toezegging had gedaan om financiering te verstrekken voor het project Koggehaven, maar deze toezegging niet nakwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtens bindende toezegging was gedaan door Rabobank. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van Rabobank, zoals gedaan door een medewerker, niet meer waren dan een in principe bereidheid om te financieren, waarbij het gebruikelijke traject voor financiering doorlopen moest worden. Simbolo had een financieringsaanvraag ingediend, maar de benodigde informatie was niet volledig aangeleverd, wat leidde tot het niet uitbrengen van een offerte door Rabobank. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor toewijzing van de vorderingen van Simbolo, en heeft deze afgewezen. Simbolo werd veroordeeld in de proceskosten van Rabobank, die op € 11.658,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/654841 / HA ZA 18-990
Vonnis van 18 september 2019 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SIMBOLO INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
eiseres,
advocaat mr. M.W. Steenpoorte te 's-Hertogenbosch,
tegen
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Simbolo en Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 mei 2019
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 september 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Simbolo had een bankrelatie met ING. Rabobank is Simbolo gaan financieren in 2011; zij heeft Simbolo op 23 november 2011 een financieringsvoorstel gedaan dat voorzag in overname van de bestaande financiering tot een bedrag van € 2.595.000,-, welk voorstel door Simbolo is aanvaard. In het kader van de hieraan voorafgaande bespreking is een powerpointpresentatie gegeven over de mogelijk te verstrekken financiering, waarbij ook melding werd gemaakt van mogelijke financiering van nieuwbouwplannen. In deze powerpointpresentatie was het voorbehoud gemaakt dat het geen rechtens bindend aanbod van Rabobank was.
2.2.
Simbolo heeft op 28 juni 2012 Simbolo Real Estate B.V. opgericht. Simbolo Real Estate B.V. heeft op 21 januari 2013 een pachtovereenkomst gesloten met de gemeente Vlaardingen voor de pacht van:
a. een aantal percelen ter gezamenlijke grootte van ongeveer 10.061 m2;
b. een onverdeeld aandeel in de haven met aangrenzende kades
Op grond van deze pachtovereenkomst was Simbolo Real Estate B.V. de eerste vijf jaar per jaar een bedrag van € 134.800,- aan pacht verschuldigd aan de gemeente Vlaardingen. Op genoemd perceel had Simbolo de nieuwbouw van haar kantoor willen realiseren (hierna: project Koggehaven).
2.3.
In 2013 heeft Simbolo samen met Simbolo Real Estate B.V. bij Rabobank een financieringsaanvraag gedaan met betrekking tot de het project Koggehaven, waarvoor een bedrag van € 3.500.000,- nodig was. Hierin is onder andere het volgende vermeld:
  • “Deze vertrouwelijke financieringsaanvraag is opgesteld in het kader van de voorgenomen nieuwbouw van het hoofdkantoor van Simbolo Investments B.V.” (…)
  • Deze financieringsaanvraag wordt aan meerdere banken verstrekt.” (…)
“Wij hebben er de voorkeur voor om eerst op hoofdlijnen mondeling met de financier te overleggen over de insteek van de financiering, alvorens het offerte traject in te gaan.”
2.4.
Bij e-mailbericht van 22 oktober 2013 heeft [medewerker Rabobank 1] (Rabobank) aan [medewerker Simbolo 1] (Simbolo) onder andere het volgende geschreven:
“Zoals vanmiddag afgesproken zouden wij nog een overzicht sturen van de gegevens die nog nodig zijn om verder te kunnen met de aanvraag voor de nieuwbouw.
1) Aangepast investeringsplan, inclusief daarbij het overzicht van de onderdelen die reeds uit eigen middelen zijn voldaan. Kun je in dit plan ook aangeven welke onderdelen reeds met offerte’s zijn vastgelegd en welke nog in onderhandeling zijn?
2) Taxatierapport (o.b.v. bestek/bouwtekeningen) van het te bouwen onroerend goed.
3) Cijfers per 30/9
4) Exploitatieprognose Simbolo Real Estate (na oplevering pand)
5) Overzicht consignatie voorraad van jullie 10 grootste klanten6) Cijfers 2012 van de 5 aandeelhouders (Acdan BV/ S.V.H. BV / Sabryna Holding BV / Roesco Holding BV/Koumba Holding)
7) Aangifte IB 2012 van de 4 aandeelhouders ( [medewerker Simbolo 1] / [medewerker Simbolo 2] / [medewerker Simbolo 3] / [medewerker Simbolo 4] )
Uit mijn hoofd gezegd zijn dit de belangrijkste gegevens die we nog nodig hebben om een opzet van de financieringsaanvraag te kunnen maken.”
2.5.
Bij e-mailbericht van 14 november 2013 heeft [medewerker Rabobank 1] (Rabobank) aan [medewerker Simbolo 1] (Simbolo) onder andere het volgende geschreven:
“Geachte heer [medewerker Simbolo 1] , Beste [medewerker Simbolo 1] ,
Naar aanleiding van de ontvangen cijfers per 30/9 wil ik een aantal vragen aan je voorleggen:
(…)
Daarnaast heb ik gezien dat wij nog niet alle stukken hebben ontvangen die noodzakelijk zijn om de financieringsaanvraag binnen Simbolo Real Estate te kunnen oppakken (zie onderstaande mail); Kunt u aangeven wanneer wij deze gegevens kunnen verwachten?(…)1) Aangepast investeringsplan, inclusief daarbij het overzicht van de onderdelen die reeds uit eigen middelen zijn voldaan. Kun je in dit plan ook aangeven welke onderdelen reeds met offerte’s zijn vastgelegd en welke nog in onderhandeling zijn?
[in rood: Nog niet ontvangen]
2) Taxatierapport (o.b.v. bestek/bouwtekeningen) van het te bouwen onroerend goed.[in rood: Nog niet ontvangen]3) Cijfers per 30/9[in groen: ontvangen]
4) Exploitatieprognose Simbolo Real Estate (na oplevering pand)[in groen: ontvangen]
5) Overzicht consignatie voorraad van jullie 10 grootste klanten[in rood: Nog niet ontvangen]6) Cijfers 2012 van de 5 aandeelhouders (Acdan BV/ S.V.H. BV / Sabryna Holding BV / Roesco Holding BV/Koumba Holding)[in rood: Nog niet ontvangen; wel cijfers 2011 van Acdan BV; maar nog niets van 2012]
7) Aangifte IB 2012 van de 4 aandeelhouders [medewerker Simbolo 1] / [medewerker Simbolo 2] / [medewerker Simbolo 3] / [medewerker Simbolo 4][in rood: Nog niet ontvangen]
2.6.
Bij e-mailbericht van 14 november 2013 heeft [medewerker Simbolo 1] (Simbolo) aan [medewerker Rabobank 1] (Rabobank) het volgende geschreven.
“Goedemiddag [medewerker Rabobank 1] ,
We gaan direct aan de slag met onderstaande vragen en komen hier asap op terug. (…)”
2.7.
Op de comparitie van partijen van 3 september 2019 heeft de heer [medewerker Simbolo 1] ( [functie] van Simbolo) verklaard:
“Wij zijn met de Rabobank steeds in gesprek geweest. Daarbij is ons verteld dat zij alles zouden financieren en daardoor is er een vertrouwen gewekt. Dit geldt ook voor Koggehaven. Wij hebben vervolgens besloten om de overeenkomst te ondertekenen. De heer [medewerker Rabobank 2] had inzicht op onze cijfers op het moment dat de toezegging werd gedaan. Er is door Rabobank Schiedam-Vlaardingen gezegd dat ook de grotere bedragen gefinancierd zouden worden. Er is veelvuldig met Rabobank gesproken, ook over de nieuwbouw. “Wij staan er vierkant achter” zei [medewerker Rabobank 2] . U vraagt mij of zaken als rente of looptijd zijn besproken. Het rentepercentage is niet besproken.
De reden die is opgegeven voor het niet doorgaan van de financiering was dat er weinig vertrouwen in de financiële situatie zou zijn. Ik vind dit onterecht. Wij stonden er niet slecht voor en we staan er nu beter voor dan ooit. Wij hadden het idee dat andere aspecten ook mee speelden. Rabobank Rotterdam hanteerde een ander beleid dan Schiedam-Vlaardingen. Wij zijn niet de enige met zo’n ervaring in Vlaardingen.
Er is een opzet voor de financieringsaanvraag gemaakt door onze accountant en deze is toegestuurd naar verschillende banken. (…)”
2.8.
Op de comparitie van partijen van 3 september 2019 heeft de heer [medewerker Simbolo 4] ( [functie] van Simbolo) verklaard:
“De heer [medewerker Rabobank 2] heeft gezegd dat de Rabobank ons zou gaan financieren. En hij vroeg wat wij wilden hebben. Wij hebben gekregen wat wij wilden. Daaruit voortvloeiend hebben wij vertrouwd op een financiering van de Koggehaven. Wij zijn er vanuit gegaan dat wij hetzelfde rentepercentage en voorwaarden zouden krijgen voor de financiering als ik heb gekregen voor mijn privé panden. Dat we de aanvraag deden bij verschillende banken is gewoon normaal zakelijk handelen: je kijkt of je ergens anders misschien een betere deal kunt krijgen. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Simbolo vordert samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
PrimairI. Rabobank te veroordelen tot betaling van € 4.213.977,01, met de wettelijke rente daarover
SubsidiairII. voor recht te verklaren dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld jegens Simbolo door ondanks haar gedragingen, mededelingen en/of toezeggingen geen financiering te verstrekken aan Simbolo voor het project Koggehaven;
III. Rabobank te veroordelen om de door haar als gevolg van het voormelde onrechtmatige handelen van Rabobank geleden schade, nader op te maken bij staat, met de wettelijke rente daarover
Zowel primair als subsidiairIV. Rabobank te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en
V. Rabobank te veroordelen in de kosten van deze procedure met de wettelijke rente daarover en in de nakosten
3.2.
Simbolo legt aan het gevorderde het volgende ten grondslag. Rabobank heeft zich bij haar gemeld met de mededeling dat zij de financiering kon verzorgen. Daarbij is door de toenmalige medewerker [medewerker Rabobank 2] van Rabobank Schiedam-Vlaardingen mondeling toegezegd dat ook financiering voor de geplande nieuwbouw (het project Koggehaven) zou worden verleend. Doordat Rabobank geweigerd heeft haar toezegging na te komen, is het project Koggehaven niet doorgegaan. Simbolo stelt dat Rabobank aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade, die zij begroot op in totaal ruim € 4,2 miljoen.
3.3.
Rabobank voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Rabobank stelt dat de cessie van de vordering van Simbolo Real Estate aan Simbolo niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, zij beroept zich op verjaring, zij doet een beroep op artikel 6:89 Burgerlijk Wetboek (BW) en zij stelt dat Simbolo afstand heeft gedaan van haar vorderingsrecht met betrekking tot het project Koggehaven. Ook stelt Rabobank dat van een toezegging geen sprake is geweest.
4.2.
De rechtbank bespreekt eerst de vraag of Rabobank een toezegging heeft gedaan waarvan in rechte nakoming kon worden gevorderd, zodat de niet nakoming daarvan tot de verplichting kan leiden de daardoor ontstane schade te vergoeden.
4.3.
Uitgaande van de stellingen van Simbolo zoals ter zitting nader toegelicht, is geen schriftelijke toezegging gedaan, maar is mondeling toegezegd dat niet alleen de lopende financiering zou worden overgenomen, maar dat ook het project Koggehaven gefinancierd zou worden. In vertrouwen op deze toezegging heeft Simbolo een perceel gepacht en verdere investeringen gedaan en kosten gemaakt. Zij heeft een financieringsaanvraag bij Rabobank ingediend. Inmiddels waren Rabobank Schiedam-Vlaardingen en Rabobank Rotterdam samengegaan en was het beleid gewijzigd en wilde Rabobank de toezegging niet meer nakomen, aldus Simbolo.
4.4.
Rabobank betwist de gestelde toezegging. Bovendien wijst zij op de normale gang van zaken bij financieringen bij Rabobank: de cliënt dient een financieringsaanvraag in en voegt daarbij de relevante informatie, deze wordt getoetst en als Rabobank bereid is financiering te verstrekken, brengt zij een offerte uit die (zo nodig na onderhandelingen) tot een overeenkomst kan leiden. In dit geval is bij mailbericht van 14 november 2013 (zie onder 2.5) nadere informatie gevraagd, die niet is ontvangen. Daarom is de aanvraag niet verder behandeld, aldus Rabobank.
4.5.
De rechtbank zal veronderstellenderwijs uitgaan van de de door Simbolo gestelde uitlatingen van de kant van Rabobank (met name van de heer [medewerker Rabobank 2] ), zoals genoemd ter comparitie (zie onder 2.7 en 2.8).
De vraag is dan of die uitlatingen kunnen worden beschouwd als een rechtens bindend aanbod om een geldleningsovereenkomst aan te gaan.
Dat is niet het geval. De door Rabobank gestelde bancaire praktijk bij het aangaan van geldleningen zoals weergegeven onder 4.4 is door Simbolo niet betwist. In het licht van die gang van zaken kunnen de gestelde toezeggingen niet anders worden begrepen dan een ‘in principe’ bereidheid om tot financiering over te gaan, waarbij echter wel het normale traject zou moeten worden doorlopen. Dat betekent dat die toezegging nog geen aanbod was dat door enkele aanvaarding tot een overeenkomst kon leiden.
Dat Simbolo zich dat ook heeft gerealiseerd blijkt uit het feit dat Simbolo geen directe aanspraak heeft gemaakt op nakoming van de gestelde toezegging, maar het normale traject is ingegaan, te beginnen met de financieringsaanvraag die zij heeft ingediend. Deze geeft er blijk van dat zij zich realiseerde dat nog een ‘offerte traject’ zou volgen, met andere woorden dat zij nog niet over een offerte beschikte en dus dat de toezegging van [medewerker Rabobank 2] nog geen Rabobank rechtens bindend aanbod was. Ook blijkt uit de onder 2.4 tot en met 2.6 aangehaalde correspondentie dat Simbolo desgevraagd voor de beoordeling van de financieringsaanvraag gegevens heeft aangeleverd. Ook daaruit blijkt dat Simbolo wist dat de te verstrekken informatie beoordeeld moest worden en dat pas als uit de aan te leveren informatie bleek dat het krediet voor de bank acceptabel was een offerte zou worden uitgebracht. Pas dan zou de bank een aanbod doen dat bij aanvaarding tot een overeenkomst zou leiden.
Uit het voorafgaande blijkt dat ook als wordt uitgegaan van de gestelde mondelinge toezeggingen van de kant van Rabobank, dit geen rechtens bindend aanbod was, dat bij gebreke van nakoming tot schadeplichtigheid kon leiden.
4.6.
Partijen zijn het oneens over de vraag hoe het verder is gegaan na het onder 2.6 aangehaalde mailbericht. Volgens Rabobank is de kredietaanvraag verzand omdat Simbolo niet de benodigde informatie heeft verstrekt; volgens Simbolo heeft Rabobank haar op 31 december 2013 mondeling medegedeeld dat de nieuwbouw niet gefinancierd zou worden.
Vast staat dat Rabobank uiteindelijk geen offerte voor deze financiering heeft uitgebracht. Als dat niet is gebeurd omdat Simbolo nalatig is gebleven de gevraagde informatie te verstrekken, kan Rabobank daarvan geen verwijt worden gemaakt. Maar ook als Rabobank mondeling heeft laten weten niet bereid te zijn tot financiering van de nieuwbouw over te willen gaan, verandert dat aan het bovenstaande niets, immers de mondelinge toezeggingen waren niet meer dat een in beginsel bereidheid om te gaan financieren. Dit betekent dat bij nader onderzoek in het kader van het traject om tot een offerte te komen kon blijken dat die bereidheid bij de bank toch niet of niet meer bestond.
4.7.
Dit alles leidt tot de conclusie dat Rabobank geen rechtens bindende toezegging tot financiering heeft gedaan, zodat er geen grond is voor toewijzing van het gevorderde.
4.8.
Simbolo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op:
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat
7.712,00(2,0 punten × tarief € 3.856,00)
Totaal € 11.658,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Simbolo in de proceskosten, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 11.658,00,
5.3.
veroordeelt Simbolo in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Simbolo niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2019. [1]

Voetnoten

1.type: RHCJ