ECLI:NL:RBAMS:2019:6844

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
13/994052-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben en ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk

Op 18 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben en ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 4 september 2019. De officier van justitie, mr. S. Kubicz, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Berbee. De verdachte heeft bekend dat hij samen met anderen zestien flowerbeds voorhanden heeft gehad en negen flowerbeds ter beschikking heeft gesteld aan een ander. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waarbij de verdachte op 6 oktober 2017 in Beverwijk en Spaarndam professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad en aan een ander ter beschikking heeft gesteld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast heeft de rechtbank een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden omgezet naar een taakstraf van 240 uur, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/994052-17 (Promis)
Datum uitspraak: 18 september 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kubicz en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. Berbee naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij samen met anderen misdrijven heeft gepleegd ten aanzien van professioneel vuurwerk. Verdachte zou zestien flowerbeds voorhanden hebben gehad (feit 1). Daarnaast zou verdachte negen andere flowerbeds voorhanden hebben gehad en ter beschikking hebben gesteld aan een ander (feit 2).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Overweging
Verdachte heeft de tenlastegelegde feiten op de zitting bekend. De rechtbank vindt de tenlastegelegde feiten bewezen, gelet op die verklaring van verdachte en de overige inhoud van het dossier. Net als de officier van justitie gaat de rechtbank daarbij bij feit 2 uit van zes flowerbeds.
3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
Feit 1
op 6 oktober 2017 te Beverwijk en Spaarndam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
- vier flowerbeds (Triplex, TXB679, 47,4 kg), en
- vier flowerbeds (Triplex U31414, 55 kg), en
- één flowerbed (Triplex TXB577, 28,6 kg), en
- twee flowerbeds (Triplex, R12100, 34,6 kg), en
- twee flowerbeds (Triplex, TXB678, 51,6 kg), en
- twee flowerbeds (Triplex, U31450/XB4010, 37 kg), en
- één flowerbed (Triplex YHW901, 14,4 kg) (lijst 2);
professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 6 oktober 2017 te Beverwijk, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad en aan een ander ter beschikking heeft gesteld,
immers hebben verdachte en zijn mededaders aan [medeverdachte] ter beschikking gesteld:
- één flowerbed (Triplex, TXB910, 29,2 kg), en
- één flowerbed (Triplex, U31450/XB4010, 36,8 kg), en
- één flowerbed (Triplex, TXB921/BW1851-200, 28 kg), en
- één flowerbed (Triplex, TXB678, 51,6 kg), en
- één flowerbed (Triplex, TXB679, 47,4 kg), en
- één flowerbed (Triplex, XB3005, 3,6 kg) (lijst 2).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de hierna genoemde bewijsmiddelen. Omdat verdachte de bewezen feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2

1.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.

2.
Een proces-verbaal van observatie 6 oktober 2017 met nummer 13 210 van 6 oktober 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] , [opsporingsambtenaar 2] , [opsporingsambtenaar 3] , [opsporingsambtenaar 4] , [opsporingsambtenaar 5] , [opsporingsambtenaar 6] en [opsporingsambtenaar 7] (pag. 06 205-207).
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 13 212 van 6 oktober 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 8] (pag. 06 212-214).
4.
Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk met nummer 13 339 van 9 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 8] , met bijlagen (pag. 06 438-485).
5.
Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk met nummer 13 360 van 7 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 8] , met bijlagen (pag. 06 486-538).
6.
Een proces-verbaal van bevindingen persoonscertificering KIWA met nummer 13 332 van 10 november 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 9] en [opsporingsambtenaar 8] (pag. 06 413).

5.Motivering van de straf

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van negentig uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 45 dagen.
5.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om - naast een onvoorwaardelijke (gevangenis)straf gelijk aan het voorarrest – te volstaan met een voorwaardelijk strafdeel.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op van 120 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarvoor is het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van tweeëntwintig flowerbeds, professioneel vuurwerk. Daarvan heeft hij er, samen met anderen, zes aan een ander ter beschikking gesteld. Daarmee heeft verdachte de regels voor de omgang met vuurwerk geschonden. Die regels hebben als doel om mens en milieu te beschermen tegen de negatieve effecten die vuurwerk mee kan brengen. Verdachte heeft met zijn handelen dan ook grote risico’s in het leven geroepen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder naar wat verdachte daarover op zitting heeft verklaard. Zijn vaste baan zou in het gedrang kunnen komen als aan hem een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou worden opgelegd. Ter zitting heeft verdachte er blijk van gegeven het onbesuisde van zijn gedrag in te zien. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte van 18 juli 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

6.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

6.1.
De vordering
Bij de stukken bevindt zich de ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 23/002532-16, betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 24 februari 2017 van het gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
6.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, maar dat de gevangenisstraf van vier maanden wordt omgezet in een taakstraf van 240 uur.
6.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering voor de duur van twee maanden toe te wijzen en die twee maanden om te zetten naar een taakstraf van 120 uur.
6.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering volledig toewijzen, maar omzetten naar een taakstraf van 240 uur.
Het uitgangspunt is dat een voorwaardelijke straf na een veroordeling voor een nieuw strafbaar feit binnen de proeftijd ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om daarvan af te wijken, in het bijzonder niet omdat verdachte vrij snel na het begin van de proeftijd opnieuw in de fout is gegaan.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte en ziet daarin aanleiding om de gevangenisstraf van vier maanden om te zetten naar een taakstraf van 240 uur.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op (de) artikel(en)
  • 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1a (oud), 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 (oud) van de Wet Milieubeheer;
  • 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en 2
-
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
- Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
- Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd arrest van 24 februari 2017 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk gevangenisstraf van vier maanden.
Gelast – in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven – dat veroordeelde een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) urenmoet verrichten. Beveelt, voor het geval dat de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. E.G.C. Groenendaal en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september 2019.