ECLI:NL:RBAMS:2019:7138

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
27 september 2019
Zaaknummer
C/13/671898 / HA RK 19-313
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 17 september 2019 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die zich gedaagd voelde in een civiele procedure, geregistreerd onder zaaknummer 761648 CV 19-6437. De verzoeker stelde dat een door de eisende partij overgelegd document, een urenstaat van een advocaat, in strijd was met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en dat dit document buiten beoordeling moest blijven. De verzoeker betoogde dat het dwingen tot onderhandelen over dit gefabriceerde document de onpartijdigheid van de rechter in gevaar bracht.

De rechter, mr. F.J. Lourens, heeft tijdens de zitting van 29 augustus 2019 niet ingestemd met de wraking en heeft aangegeven dat de urenstaten wel als basis konden dienen voor eventuele onderhandelingen. De Wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees dat de rechter partijdig was. De verzoeker had geen feitelijke onderbouwing voor zijn claims en de rechter had geen inhoudelijk oordeel gegeven over de urenstaten. De Wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking niet kon slagen en dat de procedure in de onderliggende zaak moest worden voortgezet.

De beslissing van de Wrakingskamer benadrukt het belang van objectieve gronden voor wraking en bevestigt dat de rechter in beginsel wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel kan worden aangetoond. De uitspraak is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 4 september 2019 ingekomen, schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/13/671898 / HA RK 19-313 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. F. Swart, advocaat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. F.J. Lourens, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 Het schriftelijke verzoek tot wraking van 3 september 2019;
 Het proces-verbaal van de zitting van 29 augustus 2019,
 Een schriftelijke reactie van de rechter van 10 september 2019.
1.2
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 september 2019. Verschenen zijn de gemachtigde van verzoeker en de rechter. De gemachtigde heeft het verzoek nader toegelicht. Vervolgens heeft de rechter het woord gevoerd. Na gelegenheid te hebben geboden voor re- en dupliek, is de behandeling ter zitting gesloten en is medegedeeld dat zo spoedig mogelijk uitspraak zal worden gedaan.

2.De feiten

2.1
Verzoeker is gedaagde partij in een procedure bij de kantonrechter geregistreerd onder zaaknummer 761648 CV 19-6437. In deze procedure vordert de eisende partij kort samengevat schadevergoeding en betaling van de kosten die zijn gemaakt wegens een ten onrechte onder hem gelegd beslag op een bankrekening. Op 29 augustus 2019 heeft in deze zaak een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de rechter. Van deze mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Het vonnis is bepaald op 27 september 2019.

3.Het verzoek

3.1
Verzoeker heeft in zijn verzoek, nader ter zitting toegelicht, aangevoerd dat in de lopende procedure bij de kantonrechter een document is overgelegd dat in strijd is met het bepaalde in art. 21 Rv. Het betreft een door eiser overgelegde urenstaat van een door eiser geraadpleegde advocaat, waarvan vaststaat, althans niet wordt betwist dat de urenstaat op onderdelen is gefabriceerd. Zelfs een grove fout van een (proces)partij mag voor de andere partij nooit een reden vormen om urenstaten te fabriceren. Onderhandelen over gefabriceerde documenten acht verzoeker uitgesloten en dit zou voor de rechter ook moeten gelden. Immers, door de wederpartij te dwingen om wel te onderhandelen, wordt het gefabriceerde document verheven tot de norm dan wel het uitgangspunt van waaruit onderhandeld moet worden en dat kan wat verzoeker betreft niet aan de orde zijn. De rechter gaf er ter zitting blijk van daar een geheel andere opvatting over te hebben.
3.2
Verzoeker heeft dit standpunt zowel ingenomen in zijn conclusie van antwoord als tijdens de mondelinge behandeling, maar de rechter toonde zich onvermurwbaar. Omdat verzoeker zich ook onwrikbaar opstelde en de rechter (impliciet) bleef volharden in haar standpunt dat de urenstaten wel als basis konden dienen voor eventuele schikkingsonderhandelingen, moet verzoeker er ernstig rekening mee houden dat dit ook zal gelden voor haar eindoordeel. Daarmee toont de rechter zich vooringenomen c.q. partijdig en dat is voor verzoeker de reden om de rechter te wraken.

4.De reactie van de rechter

4.1
De rechter heeft aangevoerd dat het wrakingsverzoek is gebaseerd op de grond dat zij ter zitting er blijk van heeft gegeven een andere opvatting te hebben over de door de gemachtigde bepleite toepassing van artikel 21 Rv ten aanzien van de door de eisende partij ingebrachte documenten. De rechter kan uit het verzoek niet goed opmaken op welke wijze zij precies blijk heeft gegeven van een andere opvatting. De toelichting van het verzoek houdt hoofdzakelijk een herhaling in van het standpunt van de gemachtigde in de onderliggende zaak. Gesteld wordt dat de rechter zich onvermurwbaar heeft getoond. De feitelijke uitwerking hiervan is dat de rechter onwrikbaar zou hebben volhard in haar standpunt dat de urenstaten wel als basis konden dienen voor eventuele schikkingsonderhandelingen.
De rechter weerspreekt de stelling van verzoeker dat zij tijdens de mondelinge behandeling een inhoudelijk oordeel heeft gegeven of laten blijken ten aanzien van de door verzoeker bestreden urenstaten. De rechter heeft niet gezegd dat de urenstaten als basis konden dienen voor eventuele schikkingsonderhandelingen en verwijst voor het verloop van de zitting en wat is besproken naar het proces-verbaal van de zitting. De rechter heeft aan beide partijen vragen gesteld om de door eiser gestelde kosten/schade als gevolg van het executoriaal beslag te kunnen beoordelen. De vragen zijn mogelijk als kritisch door de gemachtigde ervaren. Beide partijen zijn daarnaast in de gelegenheid gesteld om hun standpunten toe te lichten. Die bleken ver uit elkaar te liggen. Partijen zijn door de rechter niet de gang opgestuurd om te onderhandelen over een schikking. De rechter bestrijdt dan ook dat zij de schijn op zich heeft geladen partijdig te zijn in deze zaak, en de daartoe aangevoerde gronden.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 36 Rv kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling en overtuiging van de rechter (partijdigheid in subjectieve zin). Daarbij geldt als uitgangspunt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
5.2
In de onderhavige zaak zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan geoordeeld kan worden dat sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker.
5.3
Daarnaast is wraking mogelijk als controleerbare feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling en het gedrag van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is (partijdigheid in objectieve zin). In dat verband zijn de schijn van partijdigheid en de overtuiging van verzoeker weliswaar relevant, maar doorslaggevend is of de twijfel over de onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is.
5.4
De Wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. In het verzoek wordt uitvoerig ingegaan op de overgelegde urenstaten die volgens de gemachtigde van verzoeker gefabriceerd zouden zijn en op grond van artikel 21 Rv door de rechter terzijde zouden moeten worden geschoven. De Wrakingskamer kan hier niet inhoudelijk op ingaan. Het is aan de rechter die de zaak behandelt hierover te oordelen. De rechter heeft nog geen inhoudelijke beoordeling uitgesproken of anderszins laten blijken. De zaak staat voor vonnis.
5.5
Voor het overige, mist het verzoek feitelijke grondslag. Dat de rechter een andere opvatting heeft over het bepaalde in artikel 21 Rv wordt niet gestaafd door enige objectieve onderbouwing. Dat geldt ook voor het standpunt dat de rechter zou hebben gezegd dat de urenstaten wel als basis konden dienen voor eventuele schikkingsonderhandelingen. De rechter heeft dit weersproken en het volgt ook niet uit het van de zitting opgemaakte proces-verbaal. Van enige dwang om met de wederpartij te onderhandelen is evenmin gebleken. Dat de gemachtigde van verzoeker dat zo heeft ervaren levert, zonder enige objectieve onderbouwing, geen grond voor wraking op. Nu enige andere aanwijzing of grond voor vooringenomenheid van de rechter niet is aangevoerd noch gebleken, kan het verzoek tot wraking niet slagen.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de procedure in de zaak met nummer 761648 CV 19-6437 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. A.W.J. Ros, voorzitter, A.W.C.M. van Emmerik en H.L.L. Briët, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.