ECLI:NL:RBAMS:2019:7197

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
13/684104-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf na niet-naleving van bijzondere voorwaarden

Op 20 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/684104-18, waarin de rechtbank een beslissing heeft genomen op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling. De veroordeelde, geboren op [geboortedag 1] 1999, was eerder veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder andere het houden aan aanwijzingen van de Reclassering Nederland en het meewerken aan ambulante behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden heeft gehouden, wat aanleiding gaf voor de officier van justitie om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te vorderen.

Tijdens de zitting heeft de raadsvrouw van de veroordeelde, mr. I. Raterman, aangevoerd dat de veroordeelde problemen ondervond met de begeleiding door de reclassering en dat hij geen reclasseringstoezicht meer wilde. De raadsvrouw verzocht om de vordering af te wijzen en de bijzondere voorwaarden te schrappen, maar de officier van justitie volhardde in haar vordering. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijzing van de vordering rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de veroordeelde zich aan de opgelegde voorwaarden moet houden om het risico op herhaling te beperken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de niet ten uitvoer gelegde straf van 28 dagen alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, omdat de veroordeelde niet aan de voorwaarden heeft voldaan. Deze beslissing is genomen door de rechters L. Dolfing, S. Djebali en R.C.J. Hamming, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/684104-18
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie van 3 juli 2019, tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling die bij onherroepelijk geworden vonnis van 7 augustus 2018 is opgelegd in de strafzaak tegen:

[naam veroordeelde]

geboren te [geboorteplaats] ( [Land van herkomst] ) op [geboortedag 1] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres]
thans gedetineerd in het [detentie adres] .
Bij voormeld vonnis is [naam veroordeelde] voornoemd (verder: veroordeelde) veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 (honderdtwintig) dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat een gedeelte van die straf, te weten 28 (achtentwintig dagen) niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 2 (twee) jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, te weten dat veroordeelde:
  • zich moet houden aan de aanwijzingen die de Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres] in Amsterdam, zo lang en zo vaak als de reclassering nodig acht en de eerste keer binnen 2 weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis;
  • moet meewerken aan ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde moet zich houden aan het behandelplan en de bijkomende interventies die noodzakelijk worden geacht door De Waag;
  • geen contact mag (laten) leggen met de medeverdachten in de onderhavige strafzaak, te weten [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1991 in Amsterdam, [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2001 in Amsterdam, en [naam 3] , geboren op [geboortedag 4] 2002 in Amsterdam, voor de duur van maximaal zes maanden.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat die niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het vonnis van 7 augustus 2018;
  • een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 juni 2019, inhoudende het advies om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
De rechtbank heeft op 20 augustus 2019 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie en de (waarnemend) raadsvrouw van veroordeelde, mr. I. Raterman, advocaat te Amsterdam.
De raadsvrouwheeft aangevoerd dat veroordeelde vanwege een combinatie van straffen in contact kwam met de reclassering. Daar kreeg hij te maken met drie verschillende mensen, waardoor veroordeelde het overzicht niet meer kon bewaren. Bovendien had hij het idee dat er langs elkaar heen werd gewerkt. Omdat hij dat niet wilde en omdat dit niet werkte, heeft hij gezegd dat hij geen reclasseringstoezicht meer wil. Dat is ook zijn huidige standpunt.
Desondanks is verzocht de vordering af te wijzen en de aan veroordeelde opgelegde voorwaarden te wijzigen, in die zin dat de bijzondere voorwaarden worden geschrapt. Veroordeelde heeft een goede band met zijn begeleider vanuit de Top 400. In dit kader staat hij ook open voor hulp, waarvan hij weet dat hij die nodig heeft. Er ligt een plan van aanpak. Als de vordering wordt afgewezen, heeft hij deze voorwaardelijke straf als stok achter de deur om de hem geboden hulp echt aan te pakken.
Indien de vordering toch wordt toegewezen, is verzocht de executie aansluitend aan de huidige detentie te laten plaatsvinden, zodat veroordeelde als hij vrij komt, ook echt aan de slag kan gaan. Als het uitzitten van deze gevangenisstraf boven zijn hoofd blijft hangen, remt hem dat erg in het oppakken van zijn leven en het plan van aanpak.
De officier van justitieheeft ter terechtzitting gepersisteerd bij haar vordering. Aan veroordeelde is destijds een straf met bijzondere voorwaarden opgelegd. Vanuit de zijde van de reclassering is er veel tijd en moeite aan besteed om veroordeelde bij de bijzondere voorwaarden te begeleiden. Het is niet aan veroordeelde om zelf een draai aan deze hem opgelegde straf te geven. Hoewel het goed is te horen dat hij graag met de Top400 regisseur aan de slag wil, is dit geen reden om anders te vorderen.
Wel kan aan de executieofficier worden gevraagd om veroordeelde de straf aansluitend aan de huidige detentieperiode te laten uitzitten.

De beoordeling

Ter zitting is gebleken dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank daarom termen aanwezig de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten. Slechts indien zeer bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waarom veroordeelde alsnog een kans zou moeten krijgen, zou de vordering kunnen worden afgewezen. Dat veroordeelde wel wil meewerken met de Top400 regisseur is geen reden om te oordelen dat hij zich niet hoefde te houden aan de behandeling en begeleiding die de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel heeft verbonden om het herhalingsgevaar in te perken. Tot het laten vervallen van de bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank geen aanleiding. De veroordeelde zal de aan hem voorwaardelijk opgelegde straf zal moeten uitzitten nu hij zich niet aan de voorwaarden wil houden.

Beslissing

De rechtbank gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten een jeugddetentie van 28 dagen, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Deze beslissing is genomen door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mrs. S. Djebali en R.C.J. Hamming, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 augustus 2019.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van Reclassering Nederland te Amsterdam.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd,