In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klaagster, die tevens beslagene is. Het klaagschrift, dat op 3 juni 2019 ter griffie is ontvangen, betreft de teruggave van een in beslag genomen personenauto, een Audi A1 Sportback. De auto was in beslag genomen op 11 april 2019 op grond van artikel 94 lid 1 Sv, in het kader van waarheidsvinding, omdat klaagster werd verdacht van witwassen. De raadsman van klaagster voerde aan dat er geen gronden voor voortduring van het beslag bestaan, aangezien er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn. Klaagster heeft aangetoond dat zij de auto op legale wijze heeft verkregen en heeft verzocht om teruggave van de auto, die zij nodig heeft.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen de teruggave en stelde dat voortduring van het beslag noodzakelijk is voor de waarheidsvinding. De officier van justitie verwees naar observaties van de politie en het aantreffen van een bedrag van € 6.000,- bij klaagster, wat leidde tot de verdenking van schuldwitwassen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat het niet aan de rechtbank is om vooruit te lopen op de uitkomst van een eventuele hoofdzaak. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het belang van strafvordering niet langer vordert dat het beslag voortduurt, aangezien niet is aangetoond dat dit noodzakelijk is voor de waarheidsvinding.
De rechtbank heeft daarom het beslag opgeheven en gelast dat de auto aan klaagster wordt teruggegeven. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en klaagster heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.