11. Overwogen wordt allereerst dat het in beginsel niet van een werkgever kan worden gevergd een dienstverband schadeplichtig op te zeggen, met als achterliggend doel dat de werknemer zijn gewenste aanspraak op een transitievergoeding kan verzilveren. Dat [eiser] de bereidheid uitspreekt de aan de onregelmatige opzegging verbonden schadevergoeding niet te zullen incasseren, doet daaraan niet af. Dat de arbeids-overeenkomst van [eiser] inmiddels zal eindigen door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, leidt evenmin tot een ander oordeel.
11. Een werkgever heeft de keuze om een dienstverband te beëindigen of niet te laten voortduren. Hoewel die contractsvrijheid niet onbegrensd is en de werkgever een redelijk belang moet hebben om een slapend dienstverband voort te zetten, zal een kantonrechter zeer terughoudend moeten zijn om - zeker in kort geding - de werkgever te veroordelen een dienstverband op te zeggen, helemaal als die opzegging schadeplichtigheid voor de werkgever impliceert.
11. Pantar heeft - onbetwist zijdens [eiser] - gesteld dat zij de arbeidsovereenkomst van [eiser] niet wil opzeggen vanwege het feit dat niet duidelijk is of, en zo ja tot welk bedrag zij de transitievergoeding van [eiser] vergoed krijgt. Pantar wenst daarnaast haar beschikbare financiële middelen in te zetten overeenkomstig haar maatschappelijk doel, te weten het helpen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Er is bovendien geen relatie tussen het werken bij Pantar en het ongeval. Betaling van het bedrag nu, betekent tot een onbekend moment in de (verder gelegen) toekomst dat zij die gelden niet kan inzetten voor haar eigenlijke werkzaamheden.
11. Daarmee is het belang van Pantar bij het niet opzeggen van het dienstverband en het niet hoeven uitkeren van de transitievergoeding, niet verwaarloosbaar.
11. Daartegenover weegt het belang van [eiser] bij het verkrijgen van de transitievergoeding door een opzegging daags voor zijn pensioen, onvoldoende zwaar. Temeer nu [eiser] eveneens een schadevergoeding uit hoofde van artikel 7:611 BW aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, zodat de gevraagde opzegging weinig toevoegt.
11. De primaire en subsidiaire vorderingen van [eiser] tot opzegging van het dienstverband zullen derhalve worden afgewezen.