ECLI:NL:RBAMS:2019:7269

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
AMS 19/3515
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke geschillen met betrekking tot de Zorgverzekeringswet voor in het buitenland wonende pensionado’s

In deze zaak heeft eiser, een in Frankrijk wonende pensionado, beroep ingesteld tegen de gevolgen van de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor gepensioneerden die in het buitenland verblijven. Eiser is van mening dat de rechtbank Amsterdam niet bevoegd is om zijn beroep te behandelen en heeft zijn beroepschrift ingediend bij de rechtbank Noord-Holland. Deze rechtbank heeft het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank Amsterdam, die vervolgens heeft vastgesteld dat zij niet bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank sluit het onderzoek in de zaak omdat voortzetting niet nodig is en doet uitspraak zonder zitting. Eiser heeft niet voldaan aan de verzoeken van de rechtbank om het bestreden besluit toe te sturen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank concludeert dat het beroep is gericht tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en dat tegen deze uitspraken geen rechtsmiddel openstaat. Eiser heeft geen afschrift van het bestreden besluit ingediend, waardoor de rechtbank niet kan vaststellen waartegen het beroep is gericht. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan op 3 oktober 2019 door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van M.P. Osinga Sanders, de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3515

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] in Frankrijk, eiser (hierna te noemen: [eiser] ).

Procesverloop

[eiser] heeft bij brief van 21 juni 2019 een beroepschrift bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, ingediend. In de wet staat dat de rechtbank Noord-Holland het beroepschrift in dat geval ter behandeling moet doorsturen. [1] De rechtbank Noord-Holland heeft dat vervolgens gedaan.

Overwegingen

1. De rechtbank sluit het onderzoek in de zaak omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden, omdat deze rechtbank niet bevoegd is om van het beroep kennis te nemen. [2]
2. In het beroepschrift moet onder meer een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht staan. Bij het beroepschrift moet zo mogelijk een kopie van het bestreden besluit waartegen beroep wordt ingesteld worden meegestuurd. [3]
Indien in het beroepschrift geen goede omschrijving van het besluit is vermeld en geen besluit is meegestuurd kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. [4]
3. De rechtbank weet niet tegen welk besluit het beroep is gericht. De griffier heeft [eiser] bij aangetekend verzonden brief van 2 juli 2019 gevraagd om binnen vier weken na dagtekening alsnog het bestreden besluit toe te sturen. In die brief is ook aangegeven dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien [eiser] niet aan het verzoek tot indiening van het bestreden besluit voldoet en evenmin tijdig een verzoek om uitstel heeft gedaan.
4. De laatste dag van de termijn van vier weken in de brief van 2 juli 2019 was 30 juli 2019. [eiser] heeft binnen die termijn geen kopie van het bestreden besluit opgestuurd.
5. De rechtbank moet onderzoeken of [eiser] verwijtbaar niet heeft gereageerd op het verzoek van 2 juli 2019.
Welke rechtbank is bevoegd?
6. [eiser] heeft zich in zijn brief van 1 juli 2019 beklaagd dat zijn beroep wordt behandeld door de rechtbank Amsterdam. [eiser] heeft bij brief van 26 augustus 2019, verstuurd naar de rechtbank Noord-Holland, een verzetschrift ingediend tegen de doorzending. [eiser] heeft aangevoerd dat toepassing van prioritaire rechtsregels van het communautaire recht prevaleren boven nationaal recht. [eiser] verwacht dat de rechtbank Noord-Holland de beroepsgronden inhoudelijk zal beoordelen terwijl de rechtbank Amsterdam zal verwijzen naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
7. Voor de beoordeling welke rechter bevoegd moeten de regels uit het nationaal recht worden gevolgd. Bevoegdheidsregels zijn opgesteld onder meer om willekeur door een partij te voorkomen. Uit hetgeen [eiser] heeft aangevoerd blijkt niet dat van de nationale bevoegdheidsregels moet worden afgeweken.
Het beroep heeft betrekking op (kort gezegd) de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Zvw wordt uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank (Svb). [eiser] woont in het buitenland. In dat geval moet de rechtbank Amsterdam het beroep behandelen. [5] De rechtbank Noord-Holland is onbevoegd. Het beroep is dus terecht doorgestuurd naar deze rechtbank. [6]
Waartegen is het beroep gericht?
8. [eiser] heeft beroep ingesteld omdat hij het niet eens is met de gevolgen die de Zvw heeft voor gepensioneerden die in het buitenland verblijven. Het beroep heeft tot doel dat (kort gezegd) de rechtbank (Noord-Holland) de CRvB en de politiek dwingt om de negatieve effecten teniet te doen. [eiser] maakt aanspraak op een materiële en immateriële schadevergoeding.
9. [eiser] heeft niet gereageerd op het verzoek van 2 juli 2019 om het bestreden besluit op te sturen. De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of uit het beroepschrift kan worden opgemaakt waartegen het beroep is gericht.
10. [eiser] heeft gesteld dat het beroep niet is gericht tegen een besluit van de Svb.
[eiser] heeft in het beroepschrift verwezen naar uitspraken van de CRvB en daarbij twee zaaknummers vermeld. [7] [eiser] is in de door hem genoemde zaaknummers niet als partij aangemerkt. [eiser] heeft daarnaast verwezen naar meerdere uitspraken van de CRvB. De rechtbank stelt vast dat [eiser] daarmee kennelijk ook doelt op zaken waarbij hij als partij is aangemerkt. [eiser] heeft meerdere beroepschriften ingediend terzake de Zvw. [8] Tegen de uitspraken van de rechtbank is hoger beroep ingesteld die door de CRvB zijn behandeld.
11. Uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat het beroep is gericht tegen één of meer uitspraken van de CRvB. Tegen een (eind)uitspraak van de CRvB staat geen rechtsmiddel open. [9] Uit het beroepschrift blijkt niet dat [eiser] heeft beoogd om herziening te vragen. [10] De rechtbank is dan ook niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep.
12. Indien [eiser] met zijn beroep heeft beoogd beroep in te stellen tegen een voor beroep vatbare beslissing, overweegt de rechtbank dat [eiser] geen afschrift van het bestreden besluit heeft ingezonden noch anderszins duidelijk heeft gemaakt tegen welke schriftelijke beslissing het beroep zich richt. Het ingestelde beroep is alsdan
niet-ontvankelijk.
13. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Verzoek om schadevergoeding
14. De bestuursrechter is bevoegd om te beslissen op het verzoek om schadevergoeding. De gestelde schade wordt veroorzaakt door een besluit waarover de CRvB in hoogste aanleg oordeelt. [11]
15. Omdat het beroep van [eiser] niet inhoudelijk wordt behandeld is niet komen vast te staan dat [eiser] de door hem gestelde schade heeft geleden. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
Overig
16. Van [eiser] is geen griffierecht geheven. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan op 3 oktober 2019 door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van M.P. Osinga Sanders, de griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.artikel 8:54, eerste lid, van de Awb
3.artikel 6:5, eerste lid, van de Awb
4.artikel 6:6 van de Awb
5.artikel 8:7, tweede lid, van de Awb
6.de brieven van 21 juni 2019, 1 juli 2019 en 26 augustus 2019
7.en daarbij verwezen naar LJN: BU7124 en LJN: BU7125 (thans respectievelijk
8.AMS 12/1697, AMS 12/1698, AMS 13/1537 en AMS 13/4153
9.de CRvB beslist in hoogste aanleg. Artikel 8:104, eerste lid, van de Awb bevat een limitatieve
10.artikel 8:119 van de Awb
11.artikel 8:89, eerste lid, van de Awb