ECLI:NL:RBAMS:2019:7272

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
13-082699-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk gebruik maken van een vervalste pas en diefstal van brandstof

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 september 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk gebruik maken van een vervalste betaalpas en diefstal van brandstof. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waarbij de verdachte op of omstreeks 19 november 2018 in Amsterdam samen met een ander gebruik heeft gemaakt van een vervalste tankpas om brandstof te tanken. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij in de periode van 16 februari 2018 tot en met 19 november 2018 meermalen brandstof heeft weggenomen die toebehoorde aan verschillende bedrijven, door gebruik te maken van valse sleutels, in dit geval een vervalste tankpas. De politierechter heeft vastgesteld dat de verdachte op heterdaad is betrapt bij het tanken met een vervalste pas en dat er voldoende bewijs was om de feiten te bewijzen. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, maar de politierechter achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de systematische wijze waarop de verdachte handelde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.082699.19
Datum uitspraak: 26 september 2019
Verkort vonnis van de politierechter Amsterdam, in de zaak tegen:
[naam verdachte] ,
geboren te ' [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [BRP-adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 september 2019.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. Rienks en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. van Bunnik naar voren hebben gebracht.

1.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Amsterdam tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van een valse of vervalste betaalpas, waardekaart of enige
andere voor het publiek beschikbare kaart, te weten een tankpas met
nummer [nummer tankpas] bestemd voor het verrichten of
verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde
weg, als ware deze echt en onvervalst, door met deze tankpas brandstof
te tanken;
( art 232 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Amsterdam meermalen
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, brandstof, in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 3] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen brandstof onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van valse sleutel, door met een valse/vervalste tankpas het
tankproces vrij te geven;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2018 tot en met 19
november 2018 te Amsterdam meermalen tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt
van een valse of vervalste betaalpas, waardekaart of enige andere voor
het publiek beschikbare kaart, te weten een of meerdere tankpas(sen)
bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere
prestaties langs geautomatiseerde weg, als ware deze echt en onvervalst,
door met deze tankpas(sen) brandstof te tanken;
( art 232 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2018 tot en met 19
november 2018 te Amsterdam meermalen tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, brandstof, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan (onder meer) [naam bedrijf 2]
en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 4]
en/of [naam bedrijf 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen brandstof onder zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutel, door (telkens) met
een valse/vervalste tankpas het tankproces vrij te geven;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

2.De bewijsoverwegingen.

2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle vier de feiten bewezen. Met betrekking tot feit 1 en feit 2 geldt dat uit het dossier blijkt dat verdachte meerdere keren op 19 november 2018 is gaan tanken met een vervalste tankpas. Het onderzoek in deze zaak is gestart naar aanleiding van meerdere meldingen dat er veelvuldig op verdachte wijze wordt getankt. De politie is op 19 november 2018 bij het tankstation gaan kijken. De politie heeft verdachte en zijn medeverdachte op heterdaad betrapt. Hierop heeft de politie [naam verdachte] en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] aangehouden. Bij [naam verdachte] wordt een vervalste tankpas aangetroffen. Op de camerabeelden is te zien dat [naam medeverdachte] aankomt bij het tankstation. Hierop stapt [naam verdachte] uit en betaalt met de vervalste tankpas. Ten slotte tankt [naam medeverdachte] zijn auto en een jerrycan vol. Door het tanken met een vervalste tankpas hebben verdachte en medeverdachte enig goed weggenomen, namelijk een vordering ter hoogte van de waarde van de getankte brandstof.
Met betrekking tot feit 3 en 4 blijktuit het dossier blijkt dat verdachte de aangetroffen tankpas al langer in bezit had. Uit het dossier blijkt dat op de momenten dat er op fraudeleuze wijze is getankt verdachte WhatsApp-berichten verstuurt en ontvangt die zijn te koppelen aan deze transacties. Uit deze berichten is op te maken dat verdachte met deze tankpassen handelt in brandstof. De periode waarin verdachte handelt in brandstof loop van 16 februari 2018 tot en met 19 november 2019.Verdachte heeft op zitting weliswaar verklaard dat hij de inbeslaggenomen telefoon met bijbehorende tankpas eind oktober heeft gekocht van iemand, deze verklaring is ongeloofwaardig gelet op het eerdere telefoonverkeer. Deze verklaring van verdachte vindt geen steun in het dossier.
2.2.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging gevraagd om verdachte vrij te spreken van alle feiten. Er is onvoldoende bewijs om verdachte kunnen veroordelen. In het dossier bevindt zich een overzicht van de geskimde tankpas. Dit overzicht loopt tot 11 november 2018. Het is niet te achterhalen of cliënt op 19 november 2018 gebruik heeft gemaakt van de vervalste pas. Het kan net zo goed dat hij met zijn eigen pinpas heeft betaald.
Subsidiair heeft de raadsvrouw gevraagd haar cliënt vrij te spreken van diefstal van brandstof. De brandstof is namelijk afgerekend.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw gevraagd om de pleegperiode van feit 3 en feit 4 in te korten. Haar cliënt heeft op zitting verklaard dat hij de telefoon en de tankpas eind oktober 2018 heeft overgekocht. Het feit dat er op de in beslag genomen telefoon één foto van verdachte is gevonden doet hier niks aan af. Mocht de politierechter tot een bewezenverklaring komen dan zou deze bewezenverklaring alleen kunnen zien op de periode van 1 november 2018 tot en met 19 november 2019.
2.3.
Het oordeel van de politierechter
Met betrekking tot feit 1 en feit 2 overweegt de politierechter als volgt.
Uit het proces-verbaal van aangifte (2018236903-10) blijkt dat er op 19 november 2018 met de tankpas van aangever is getankt bij de [naam bedrijf 3] op de [adres] te Amsterdam. Aangever verklaart dat hij niet zelf heeft getankt bij deze [naam bedrijf 3] . [naam medeverdachte] en medeverdachte [naam verdachte] zijn aangehouden bij deze [naam bedrijf 3] op 19 november 2018. Bij [naam verdachte] is een [naam bedrijf 5] kaart aangetroffen en in beslaggenomen waarvan de fysieke gegevens van de kaart kwamen overeen met de tankpas van aangever. Verdachte heeft op zitting verklaard dat het zou kunnen dat hij met zijn eigen betaalpas heeft betaald. De politierechter acht deze verklaring ongeloofwaardig nu deze haaks staat op de verklaring van aangever dat de politie hem heeft medegedeeld dat er toen met zijn tankpas betaald is. Als verdachte echt met zijn eigen betaalpas zou hebben betaald had het op zijn weg gelegen om daarvan bewijs aan te dragen. Dit heeft verdachte nagelaten. Door deze feiten en omstandigheden staat vast dat [naam medeverdachte] en [naam verdachte] met de pas van aangever hebben getankt op 19 november. Deze feiten en omstandigheden maken dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte] enig goed hebben weggenomen, namelijk een vordering ter hoogte van de waarde van de getankte brandstof. Uit de uitgekeken camerabeelden blijkt dat [naam verdachte] op 19 november 2018 meerdere keren is gaan tanken bij hetzelfde tankstation. De tijdstippen waarop [naam verdachte] heeft getankt zijn: 13:37 uur, 14:25 uur en 15:47 uur (met [naam medeverdachte] ).
Met betrekking tot feit 3 en feit 4 overweegt de politierechter als volgt.
Uit het dossier blijkt dat er een telefoon en de bovengenoemde [naam bedrijf 6] kaart in beslag zijn genomen bij [naam verdachte] . De raadsvrouw van verdachte heeft op zitting - kortgezegd - aangevoerd dat haar cliënt dient te worden vrijgesproken omdat uit het dossier niet blijkt dat de WhatsApp berichten overeen komen met de tankoverzichten. Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij deze tankpas en de bijbehorende telefoon eind oktober heeft gekocht. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken voor een groot deel van de pleegperiode.. Met betrekking tot dat verweer wordt het volgende overwogen. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat de WhatsApp berichten in verband te brengen zijn met de transactieoverzichten van de tankpassen. Zo zijn er op de volgende data berichten over het verschaffen van brandstof: 18 februari 2018, 3 maart 2018 , 11 maart 2018, 15 maart 2018, 17 maart 2018, 19 maart 2018 en 11 november 2018. Kort na deze berichten tussen de gebruiker van de telefoon en een potentiële klant wordt er daadwerkelijk getankt. Het gevoerde verweer van de raadsvrouw gaat daarmee niet op.
Ten aanzien van het verweer dat verdachte de tankpas en de in beslag genomen telefoon eert eind oktober 2018 zou hebben verkregen geldt het volgende. De inbeslaggenomen telefoon van [naam verdachte] is op 16 februari 2018 in gebruik genomen. Dit blijkt uit het feit dat op die datum een nieuwe sim kaart is geactiveerd. Op deze telefoon zijn diverse foto’s van [naam verdachte] aangetroffen. Ten slotte waren er 143 WhatsApp gesprekken beschikbaar op deze telefoon. Uit de inhoud van deze berichten blijkt op geen enkele manier dat deze van af enig moment door een andere gebruiker zijn verzonden. De gestelde latere verkrijging van de telefoon door verdachte vindt ook op geen enkele andere wijze steun in het dossier. De politierechter stelt op basis van deze omstandigheden vast dat de telefoon vanaf 16 februari 2018 tot 19 november 2018 in gebruik is geweest door een en dezelfde gebruiker.
De politierechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat zowel feit 3 en feit 4 in de gehele periode kunnen worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

De politierechter acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, bewezen dat verdachte
1
op 19 november 2018 te Amsterdam tezamen en in
vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van of vervalste betaalpas, te weten een tankpas met nummer [nummer tankpas] bestemd voor het verrichten of
verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde
weg, als ware deze echt en onvervalst, door met deze tankpas brandstof
te tanken;
( art 232 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
op 19 november 2018 te Amsterdam meermalen
tezamen en in vereniging met een ander, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan
[naam bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot
die weg te nemen brandstof onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutel, door met een vervalste tankpas het
tankproces vrij te geven;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in de periode van 16 februari 2018 tot en met 19
november 2018 te Amsterdam meermalen tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt
van een valse of vervalste betaalpas, waardekaart of enige andere voor
het publiek beschikbare kaart, te weten een of meerdere tankpas(sen)
bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere
prestaties langs geautomatiseerde weg, als ware deze echt en onvervalst,
door met deze tankpas(sen) brandstof te tanken;
( art 232 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
4
in de periode van 16 februari 2018 tot en met 19 november 2018 te Amsterdam meermalen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan (onder meer) [naam bedrijf 2]
en/of [naam bedrijf 1] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot
die weg te nemen brandstof onder hun bereik hebben gebracht
door middel van valse sleutel, door met een vervalste tankpas het
tankproces vrij te geven;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.De bewijsmiddelen

De politierechter grondt zijn beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de politierechter gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten bewezen kunnen worden. Zij heeft om deze reden een taakstaf voor de 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De raadvrouw van verdachte heeft betoogd dat indien er een bewezenverklaring volgt de strafmaat gematigd dient te worden.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de politierechter gelet op de aard van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
De gepleegde feiten zijn zeer ernstig. Verdachte heeft op systematische wijze met een vervalste pas brandstof getankt. Verdachte dit heeft puur uit eigen financieel gewin gedaan. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze beziggehouden met de schade die hij toebracht aan de samenleving. De politierechter neemt verdachte deze gedragingen kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 juli 2019 is hij eerder wegens vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
De politierechter is van oordeel dat een straf overeenkomstig de eis van de officier van justitie passend en geboden is.

7.Vordering benadeelde partij

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [naam bedrijf 1] kan worden toegewezen tot een bedrag van 202,49 euro. In de rest van de vordering dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering van [naam bedrijf 2] in zijn geheel toe te wijzen. De vordering heeft de hoogte van 1428,75 euro.
Voor beide vorderingen heeft de officier van justitie gevraagd de wettelijke rente toe te passen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Daarom moeten de vorderingen worden afgewezen. Bij een bewezenverklaring moeten de vorderingen worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.
De politierechter wijst de vorderingen van de benadeelde partijen toe zoals gevraagd door de officier van justitie. De politierechter zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen en de wettelijke rente toepassen.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 232, 311 wetboek van strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 en feit 3:
Opzettelijk gebruik maken van een vervalste pas als bedoeld in artikel 232, eerste lid, van het wetboek van Strafrecht als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2 en feit 4:
Diefstal in vereniging waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd
De politierechter verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4
Een taakstraf voor de duur van
120 uursubsidiair
60 dagenvervangende hechtenis, waarvan
40 uursubsidiair
20 dagenvervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaarmet aftrek, met dien verstande dat voor iedere dag die in verzekering is doorgebracht, aftrek zal plaatsvinden, naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Vordering benadeelde partij [naam bedrijf 2] :
De politierechter wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [naam bedrijf 2] , van een bedrag van
1428,75euro (zegge
duizend vierhonderdachtentwintig euro en vijfenzeventigeurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
In het overige deel van zijn vordering is de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
De politierechter veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
De politierechter veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel:
De politierechter legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam bedrijf 2] , van
1428,75euro (zegge
duizend vierhonderdachtentwintig euro en vijfenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
24dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Vordering benadeelde partij [naam bedrijf 1] :
De politierechter wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [naam bedrijf 1] , van een bedrag van
202,49euro (zegge
tweehonderdtwee euro en negenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
In het overige deel van zijn vordering is de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
De politierechter veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
De politierechter veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Schadevergoedingsmaatregel:
De politierechter legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam bedrijf 1] , van een bedrag van
202,49euro (zegge tweehonderdtwee euro en negenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.A. Overbosch, politierechter,
in tegenwoordigheid van S.L. Onwuteaka, griffier,
en is uitgesproken op 26 september 2019.PROCES-VERBAAL VAN UITSPRAAK
Parketnummer: 13.082699.19
[naam verdachte]
[..]