ECLI:NL:RBAMS:2019:7376

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 195
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven wegens onvoldoende objectieve informatie over slachtofferschap van mensenhandel

In deze zaak heeft eiseres, een vrouw van [nationaliteit], een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven, nadat zij aangifte had gedaan van mensenhandel. De aanvraag werd afgewezen door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, omdat er onvoldoende objectieve informatie was om aan te nemen dat eiseres slachtoffer was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf in Nederland. De rechtbank heeft de zaak behandeld en op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de Commissie onvoldoende had gemotiveerd waarom de medische informatie van de behandelaars van eiseres, in combinatie met de aangifte, niet voldoende was om de aannemelijkheid van het slachtofferschap te onderbouwen. De rechtbank heeft verweerder verzocht om een nadere toelichting en heeft geconcludeerd dat de door eiseres overgelegde medische informatie en haar aangifte wel degelijk aanwijzingen bevatten voor haar slachtofferschap. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook het verzoek van eiseres om vrijstelling van griffierecht heeft toegewezen, gezien haar betalingsonmacht. Tevens heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1280,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/3482
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2019 in de zaak tussen
[eiseres] ,eiseres
(gemachtigde: mr. H.M. de Roo),
en
Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven,verweerder
(gemachtigde: mr. M. Smajic en mr. M. Zoethout).
Procesverloop
In het besluit van 28 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet Schadefonds (Wsg) afgewezen.
In het besluit van 10 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2019. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
Naar aanleiding van vier uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] , heeft de rechtbank op 2 april 2019 het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld een nader standpunt naar voren te brengen. Bij schrijven van 29 april 2019 heeft verweerder een nadere toelichting gegevens. Bij schrijven van 15 augustus 2019 heeft eiseres daarop gereageerd. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank het onderzoek vervolgens zonder nadere zitting gesloten.
Overwegingen

1.Eiseres heeft een aanvraag ingediend om een uitkering uit het Schadefonds

1.1.
Eiseres, van [nationaliteit] , heeft op 14 juli 2016 [2] een aanvraag ingediend om een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven. Eiseres heeft aangifte gedaan bij de politie op [datum] 2012, waar ze heeft verklaard dat ze in de periode van begin 2012 tot juli 2012 het slachtoffer is geworden van een [buitenlandse] mensenhandelaar [de persoon] . Eiseres heeft [de persoon] begin 2012 ontmoet in [land] . In [datum] 2012 heeft hij eiseres onder valse voorwendselen meegenomen naar Nederland. Eenmaal in Nederland heeft [de persoon] het paspoort van eiseres ingenomen. Vervolgens bleek dat [de persoon] € 50.000,- voor de reis wilde hebben van eiseres. Hij dwong eiseres om in de prostitutie te gaan werken, zodat zij dit bedrag kon terugbetalen. Eiseres heeft een maand bij [de persoon] verbleven. Eiseres werd elke dag door een onbekende man naar diverse locaties gebracht, waar ze moest werken. Na een maand heeft eiseres kunnen vluchten uit de woning van een klant. Toen eiseres was gevlucht, stuurde [de persoon] haar dreigsmsjes dat hij haar dood wilde maken. Aldus de verklaring van eiseres bij de politie.
1.2.
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven kunnen uit het fonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.

2.De besluitvorming van verweerder

2.1.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat zij over onvoldoende objectieve informatie beschikt om aannemelijk te kunnen achten dat eiseres slachtoffer is geworden van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Verweerder kan niet zonder meer uitgaan van de aangifte. Deze bevat namelijk weinig tot geen controleerbare informatie. Er waren geen sporen of locaties meer te achterhalen. Eiseres wist de politie weinig tot geen details te vertellen over de situatie. Daarnaast bevatten de verklaringen van eiseres contra-indicaties, die afbreuk doen aan de aannemelijkheid van wat er is gebeurd. Zo komen de verklaring van eiseres niet overheen met de historische gegevens van haar telefoon. Tot slot is de aangifte van eiseres geseponeerd, omdat er onvoldoende opsporingsindicaties waren.
2.2.
Verweerder concludeert verder dat de door eiseres overgelegde medische informatie, waaruit blijkt dat zij PTSS heeft, geen bijdrage kan leveren aan de aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf. Het geeft slechts weer dat sprake is van letsel. De artsen doen niet aan waarheidsvinding, maar gaan voor wat betreft de oorzaak uit van de opgave van het slachtoffer. Deze informatie kan daarom maar in beperkte mate een verklaring van een slachtoffer ondersteunen. De diagnose PTSS geeft geen duidelijkheid over de oorzaken daarvan. Dit geldt in het geval van eiseres des te meer, nu er in haar verleden in [land] meerdere traumatische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Verweerder meent tot slot dat zij geen medische contra-expertise hoefde op te stellen, omdat het aan de aanvrager is om het relaas aannemelijk te maken.

3.De beroepsgronden van eiseres

3.1.
Eiseres heeft - samengevat - aangevoerd dat de medische informatie van haar behandelaars, in combinatie met de aangifte, voldoende objectief is om aannemelijk te achten dat eiseres in Nederland slachtoffer is geworden van seksuele uitbuiting. Een aangifte is een sterk bewijsmiddel, welke ten overstaan van de politie, en in die wetenschap dat een valse aangifte strafbaar is, wordt gedaan. Ook in het beleid van verweerder staat dat een aangifte een voldoende basis kan vormen voor een uitkering uit het Schadefonds. De door verweerder genoemde “contra-indicaties” in het relaas van eiseres betreffen ondergeschikte punten die niet afdoen aan de aannemelijkheid van het relaas van eiseres.
3.2.
Verder wordt in de verklaringen van Equator uitvoerig beschreven hoe de behandelaars tot het professionele oordeel zijn gekomen dat eiseres het slachtoffer is geworden van mensenhandel in Nederland. Eiseres heeft onder meer internsieve narrative exposure therapie gevolgd, waarin specifieke herinneringen worden aangehaald die betrekking hebben op Nederland. Bovendien is GGZ-organisatie Equator gespecialiseerd in de behandeling van PTSS ten gevolge van mensenhandel en daarom bij uitstek gekwalificeerd om objectief en zorgvuldig te kunnen verklaren.
3.3.
Daarnaast voert eiseres aan dat slachtofferschap van mensenhandel heel moeilijk bewijsbaar is. Verweerder had vanuit dit oogpunt van bewijsnood en op grond van zijn vergewisplicht uit artikel 3:2 van de Awb deskundig onderzoek moeten (laten) verrichten naar de juistheid van het relaas van eiseres. Subsidiair verzoekt eiseres de rechtbank om daarvoor een deskundige in te schakelen, bijvoorbeeld het Instituut voor Mensenrechten en Medisch onderzoek (iMMO). Het ontbreken van een procedure waarin eiseres haar slachtofferschap van mensenhandel kan laten vaststellen, verdraagt zich niet met de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, en de daaruit voortvloeiende positieve verplichting tot bescherming van slachtoffers van mensenhandel, en andere internationale instrumenten en verdragen.

4.Oordeel van de rechtbank

Nadere vragen aan verweerder naar aanleiding van de Afdelingsuitspraken
4.1.1. Ten aanzien van het eerste betoog van eiseres, heeft de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling (genoemd in voetnoot 1) aanleiding gezien om verweerder om een nadere toelichting te vragen. Uit het beleid van verweerder volgt namelijk dat in het individuele geval wel wordt bekeken of medische informatie zich leent ter onderbouwing van de aannemelijkheid van wat er is gebeurd. Uit de uitspraken van de Afdeling volgt verder dat verweerder bij de Afdeling ter zitting uiteen heeft gezet dat voor het aannemen van een opzettelijk geweldsmisdrijf in beginsel een proces-verbaal van aangifte, nader onderbouwd door medische informatie over de aard en ernst van het letsel voldoende is, tenzij er contra-indicaties zijn die afbreuk doen aan de aannemelijkheid van wat er is gebeurd. Volgens de Afdeling dienen deze contra-indicaties in ieder geval voldoende door verweerder te worden onderbouwd en moeten ze zien op wezenlijke onderdelen van de opgave van het geweldsmisdrijf en niet op details. Daarnaast hoeft de omstandigheid dat in het land van herkomst trauma’s zijn opgelopen volgens de Afdeling niet in de weg te staan aan het oplopen van psychisch letsel als slachtoffer van gedwongen prostitutie in Nederland.
4.1.2. In het onderhavige geval heeft eiseres zowel een proces-verbaal van aangifte, als verklaringen van haar medisch behandelaars overgelegd. De motivering in het bestreden besluit, dat de door eiseres overgelegde medische informatie niet doorslaggevend kan bijdragen aan de aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf omdat de artsen niet aan waarheidsvinding doen, kan gelet op het voorgaande geen stand houden. Dat de medische behandelaars geen uitsluitsel kunnen geven over de vraag of ernstig letsel is ontstaan door mensenhandel in Nederland, laat onverlet dat de verklaringen van de behandelaars over de psychische klachten, de diagnose en behandeling de aannemelijkheid van wat er is gebeurd kunnen ondersteunen.
4.1.3. De rechtbank heeft verweerder verzocht aan haar mee te delen of de hierboven genoemde uitspraken van de Afdeling aanleiding geven om het bestreden besluit te herzien, en in zijn reactie in elk geval op de volgende punten in te gaan:
  • de weging van de in onderhavige zaak door verweerder gestelde contra-indicaties;
  • de rol en/of weging van de medische informatie van Equator in onderhavige zaak;
  • de omstandigheid dat in het land van herkomst opgelopen trauma’s er niet aan in de weg hoeven te staan dat een aanvrager (eveneens) het slachtoffer is geworden van gedwongen prostitutie in Nederland en ook daaraan psychisch letsel heeft overgehouden.
De reactie van verweerder na de zitting
4.2.1. Verweerder heeft in zijn reactie van 29 april 2019, behalve zijn terughoudendheid in het gebruik van medische verklaringen vanwege het onder 4.1.2 genoemde, naar voren gebracht dat er in dit geval contra-indicaties zijn die afbreuk doen aan de aannemelijkheid van wat er is gebeurd. Verweerder noemt daarbij ten eerste de hiaten en tegenstrijdigheden in het reisverhaal van eiseres. Zo weet zij weinig details over de reisroute en tussenlanding. Ook verklaarde zij geen weet te hebben van de eindbestemming. Ook ten aanzien van de seksuele uitbuiting is de verklaring van eiseres erg algemeen en weinig concreet te noemen. Zo kan eiseres niet aangeven waar het seksueel misbruik plaatsvond en waar de woning was waar ze haar hebben vastgehouden. Aan de andere kant zou eiseres wel meerdere keren naar mannen toe zijn gebracht, terwijl zij ook hierover tegen de politie weinig kon vertellen. De zaak van eiseres is uiteindelijk ook geseponeerd omdat er geen aanknopingspunten waren voor verder onderzoek.
4.2.2. Verweerder merkt verder op dat het opvallend is dat eiseres tijdens de hoorzitting in de bezwaarprocedure verklaarde dat zijzelf van de dader in het huis van waaruit de prostitutie plaatsvond moest blijven, terwijl andere meisjes soms wel met mannen meegingen naar andere huizen. Eiseres gaf ook aan dat zij uiteindelijk naar een andere locatie verplaatst werd, nadat ze aan de madame had verteld dat de politie een keer langs was geweest. Eiseres verklaarde uiteindelijk dat ze op 16 juli 2012 vanuit de woning van een klant wist te vluchten. Het nader onderzoek naar de historische gegevens van de telefoon van eiseres wees echter in een andere richting aan haar verklaring. Eiseres verklaarde bij de politie namelijk dat de dader haar dreigberichten stuurde en haar soms ook belde. De telefoon waarop dit gebeurde zou zij vier dagen voor haar vlucht hebben gekregen. Uit het onderzoek naar de gegevens van deze telefoon blijkt inderdaad dat op 16 juli 2012 en op 18 juni 2012 dreigberichten zijn ontvangen. De dreigberichten waren afkomstig van nummers uit Spanje en Porto Rico en het servicenummer kwam uit Zweden. Het onderzoek wijst echter ook uit dat het telefoonnummer al eerder in gebruik was, namelijk sinds 2 juli 2012, terwijl uit de verklaring van eiseres volgt dat dit 12 juli 2012 geweest had moeten zijn. Uit de telefoongegevens blijkt verder dat met de telefoon vooral inkomende gesprekken zijn gevoerd (75), drie uitgaande gesprekken (namelijk twee naar een advocatenkantoor en één naar een nummer dat gekoppeld wordt aan een Nederlands persoon) en dat op de dag van de vlucht met de toenmalige advocaat is gebeld. Het tijdens de bezwaarprocedure aangevoerde argument dat de controle werd uitgevoerd door de chauffeurs en klanten en dat de dader voorafgaand aan de vlucht van eiseres op reis was en haar dus niet kon controleren geeft hier ook niet de nodige duidelijkheid over. Dit zorgt juist voor nog meer verwarring. Eiseres verklaarde immers in haar aangifte uitdrukkelijk dat enkel de dader naar haar telefoon belde (en later mensen van de kerk), terwijl zij de telefoon vier dagen voor haar vlucht van hem kreeg.
4.2.3. Ondanks het feit dat de behandelaars bij Equator zich hebben gespecialiseerd in de gevolgen van mensenhandel, heeft dit volgens verweerder niet zonder meer tot gevolg dat de medische stukken voldoende informatie bevatten die de verklaringen van een aanvrager ondersteunen. Tot slot merkt verweerder op dat in geval van een traumatische voorgeschiedenis in het land van herkomst, niet te beoordelen valt of de psychische klachten zoals eiseres die ervaart (enkel) een gevolg zijn van de door haar opgegeven seksuele uitbuiting in Nederland. Daardoor kunnen de trauma gerelateerde klachten niet direct herleid worden tot één specifieke traumatische gebeurtenis, waardoor dit niet kan bijdragen aan de onderbouwing van de aannemelijkheid van door eiseres gestelde uitbuiting in Nederland.
De motivering van verweerder is onvoldoende
4.3.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het voorgaande niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom de informatie in de brieven van Equator geen aanwijzingen bevat dat eiseres het slachtoffer is geworden van gedwongen prostitutie in Nederland.
4.3.2. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet is geslaagd in de onderbouwing van de contra-indicaties. Allereerst is naar het oordeel van de rechtbank, anders dan verweerder kennelijk meent, niet als contra-indicatie te duiden eiseres verklaring dat zij de telefoon op 12 juli kreeg en dat zij beperkt is gebeld, terwijl de telefoon blijkens het onderzoek van verweerder al sinds 2 juli in gebruik was en er heel veel inkomende gesprekken zijn geregistreerd. Uit de verklaring van eiseres volgt immers enkel dat zij op 12 juli in het bezit kwam van de telefoon. Niet kan daaruit zondermeer worden afgeleid dat op die datum de telefoon voor het eerst in gebruik is genomen. De informatie uit de verklaring van eiseres kan dus bestaan naast de informatie vergaard uit het onderzoek van verweerder. Niet valt immers uit te sluiten dat de telefoon reeds op 2 juli in gebruik is genomen, er vanaf die datum veelvuldig mee is getelefoneerd en dat eiseres de telefoon eerst op 12 juli in bezit kreeg. Dat er op de dag van de vlucht (16 juli 2012) naar een advocaat is gebeld, is ook niet tegenstrijdig met de verklaringen van eiseres, integendeel zelfs. Verder wordt het verhaal van eiseres dat de dader haar dreigberichten stuurde op deze telefoon en dat de dader voorafgaand aan de vlucht op reis was, juist ondersteund door het feit dat uit onderzoek is gebleken dat er dreigberichten zijn aangetroffen op de telefoon op 16 juli en op 18 juli, welke dreigberichten afkomstig waren van nummers uit Spanje en Puerto Rico. Van enige contra-indicaties op deze punten is de rechtbank dus niet gebleken. Daar komt nog bij dat de omstandigheid dat eiseres weinig weet van haar reis naar Nederland, niet de kern raakt van het relaas van gedwongen prostitutie. Dat de verklaringen van eiseres ten aanzien van de seksuele uitbuiting niet heel concreet zijn en niet zien op details, is evenmin als contra-indicatie te duiden.
4.3.3. Naast de door eiseres afgelegde verklaring heeft zij medische informatie van Equator overgelegd. De psychiater en psycholoog beschrijven dat eiseres door middel van exposure therapie is behandeld voor het trauma, dat zij heeft opgelopen vanwege de prostitutie in Nederland. Ze beschrijven dat het zwaartepunt van de levenslijn van eiseres duidelijk haar eerste periode in Nederland was. De herbelevingen aan de gedwongen prostitutie gingen gepaard met angst, verdriet en duidelijke lichamelijke sensaties. Ze geven aan dat ze geen enkele reden hebben om te twijfelen aan de waarheid van het verhaal van eiseres. Eiseres beschreef haar ervaringen in detail en ook de angst en de onbekendheid met het land, de taal en haar Nederlandse clientèle zijn onderwerp van gesprek geweest. Tijdens de therapie kwamen ook specifieke herinneringen op, die zijn gedeeld met de behandelaar.
4.3.4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de medische informatie van Equator niet doorslaggevend kan bijdragen aan de aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf. Zoals hiervoor is geoordeeld is niet gebleken van contra-indicaties, die zien op wezenlijke onderdelen van het mensenhandelrelaas. Equator is een TopGGZ-erkende organisatie voor psychiatrische behandeling en psychosociale zorg, onderzoek en kennisoverdracht en is gespecialiseerd in de behandeling van getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers en de behandeling van slachtoffers van mensenhandel en van recent seksueel geweld, zowel in Nederland als elders in de wereld bij populaties getroffen door oorlog. De omstandigheid dat de verklaringen afkomstig zijn van behandelaars van eiseres staat er niet aan in de weg dat die verklaringen objectieve aanwijzingen kunnen bevatten. Uit de uitspraken van de Afdeling blijkt verder dat het feit dat eisers in [land] tijdens haar jeugd trauma’s heeft opgelopen, niet in de weg staat aan de aannemelijkheid van het slachtofferschap van mensenhandel in Nederland. Dat tijdens de behandeling andere trauma’s naar voren komen, betekent niet dat medische informatie daarom geen objectieve aanwijzingen voor een in Nederland gepleegd geweldsmisdrijf kan bevatten.
4.3.5. Het betoog van eiseres dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de medische informatie van haar behandelaars, in combinatie met de aangifte, niet voldoende objectief is om aannemelijk te achten dat eiseres in Nederland slachtoffer is geworden van gedwongen prostitutie, slaagt dus.

5.Overwegingen tot slot

5.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
5.2.
Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht, wegens betalingsonmacht. Eiseres heeft geen geldige verblijfsstatus - waardoor ze niet kan werken - en heeft een eigen verklaring overgelegd dat zij geen vermogen heeft. Gelet hierop en onder verwijzing naar vaste rechtspraak [3] , wijst de rechtbank het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe. Omdat er geen griffierecht is betaald, zal de rechtbank verweerder niet opdragen dit te vergoeden aan eiseres.
5.3.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1280,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na heropening, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1280,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, rechter, en mr. A. Teggelaar, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.
Griffier
Rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met de beslissing?
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019 2500 EA Den Haag. Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep instellen. [4]
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.uitspraken van 13 maart 2019, zaaknummers: 201707029/1/A2, 201705834/1/A2, 201706989/1/A2 en 201705715/1/A2.
2.Bij verweerder is de aanvraag binnengekomen op 20 juli 2016.
3.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282).
4.De rechtbank verwijst in dit kader naar de website van de Afdeling (www.raadvanstate.nl).