ECLI:NL:RBAMS:2019:7412

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
13/684091-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel in verband met recidivekans en behandelproblemen

De Rechtbank Amsterdam heeft op 19 september 2019 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 1991 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De ISD-maatregel was eerder opgelegd op 2 augustus 2018 voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft de officier van justitie, de raadsman van de veroordeelde en een deskundige gehoord tijdens een openbare zitting. De veroordeelde heeft zich gedurende het ISD-traject niet constructief opgesteld, wat heeft geleid tot een stagnatie in zijn behandeling. Ondanks een positieve ontwikkeling in de omgang met personeel en deelname aan arbeid, blijft de kans op recidive hoog. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ISD-maatregel noodzakelijk blijft voor de beveiliging van de maatschappij en het beëindigen van recidive. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, met de mogelijkheid om in de toekomst een ambulant traject te onderzoeken, afhankelijk van de medewerking van de veroordeelde en de beoordeling door de PI.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/684091-18
BESLISSING
De rechtbank te Amsterdam heeft op 2 augustus 2018 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • reclasseringsadvies van 16 mei 2018;
  • het vonnis van deze rechtbank van 2 augustus 2018;
  • het verzoek ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de veroordeelde en zijn raadsman mr. R. Pot van 3 juli 2019 tot opheffing van de ISD-maatregel;
  • een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 20 augustus 2019;
  • voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel van 11 september 2019;
De rechtbank heeft op 19 september 2019 de officier van justitie mr. A. van de Venn, de raadsman van veroordeelde mr. R. Pot, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige A.M. Janssen, casemanager in de [detentieplaats] (hierna: PI), op de openbare zitting gehoord.

Beoordeling

Verloop van het ISD-traject
Uit het voornoemde toetsingsrapportage van 11 september 2019 blijkt onder meer het volgende.
Veroordeelde begon het ISD-traject in [detentieplaats 2] . Hier raakte veroordeelde voortdurend in conflict met anderen en wilde hij niet meer in gesprek met de behandelaars. Hierdoor stond zijn traject stil. Om zijn traject weer in beweging te laten komen is ervoor gekozen om hem op 23 juli 2019 over te plaatsen naar de ISD-afdeling van de [detentieplaats] . Veroordeelde geeft ook hier te kennen nergens aan mee te willen werken. Ook wil hij niet in gesprek met de psycholoog en andere behandelaars. Veroordeelde geeft geen toestemming voor gegevensoverdracht. Veroordeelde scoort bij alle urinecontroles in de [detentieplaats] positief op cannabis. Veroordeelde geeft aan graag een ambulant traject te willen. Dat wordt, gezien zijn huidige houding en weigering om mee te werken, moeilijk om een dergelijk traject adequaat in te richten. Er zijn wel ontwikkelingen bij veroordeelde te zien. Veroordeelde neemt deel aan de arbeid en het contact met het personeel is op dit moment vrij positief. Hij heeft de cursus “mijn kind en ik” op 18 juni 2019 met succes afgerond. Hij kan ook goed overweg met zijn mentor.
Vooralsnog is veroordeelde onvoldoende behandeld en om die reden konden ook andere
interventies niet worden ingezet (wonen/ID). De kans op recidive is daarmee onverminderd
hoog en de criminogene factoren zijn nog steeds aanwezig. De resterende tijd van de
maatregel dient dan ook optimaal te worden benut om veroordeelde te motiveren, hem zo de
juiste zorg te kunnen bieden en tevens aandacht te besteden aan zaken als het op orde
krijgen van financiën, geschikte huisvesting etc. om terugval delictgedrag te voorkomen.
Het advies vanuit het multidisciplinair overleg van de [detentieplaats] is dan ook om de
maatregel voort te zetten.
De deskundige heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Op 1 oktober 2019 zal er een overleg plaatsvinden om te bekijken of een ambulant traject voor veroordeelde tot de mogelijkheden behoort.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. De resterende tijd van de ISD-maatregel zal moeten worden gebruikt om het huidige gedrag van veroordeelde te doorbreken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de ISD-maatregel op te heffen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat binnen de ISD-maatregel tot op heden geen vooruitgang is geboekt. Veroordeelde zou zich onveilig voelen binnen deze PI. De PI zal moeten kijken naar mogelijkheden tot verlof voor veroordeelde, aangezien dat voor veroordeelde een belangrijke motivatie is. De raadsman heeft zich subsidiair verzocht de ISD-maatregel voort te zetten onder de voorwaarde dat een ambulant traject wordt onderzocht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat voortzetting van de ISD-maatregel ook thans nog noodzakelijk is ter beëindiging van de recidive – de kans daarop is volgens de PI onverminderd hoog –, het leveren van een bijdrage aan een oplossing voor de problematiek van veroordeelde en een optimale bescherming van de maatschappij.
De rechtbank merkt daarbij op dat de PI veel heeft ondernomen om veroordeelde te behandelen maar dat er tot op heden weinig is bereikt met de behandeling, wat vooral te wijten is aan veroordeelde zelf. Anderzijds heeft veroordeelde zelf ook stappen gezet. Het contact met het personeel is verbeterd en veroordeelde neemt deel aan de arbeid. Veroordeelde moet zich echter wel realiseren dat hij aan bepaalde voorwaarden moet voldoen om bijvoorbeeld op verlof te mogen of een ambulant traject te kunnen volgen. Hij moet zich ook realiseren dat de PI over de behandeling beslist. De rechtbank is van oordeel dat het van groot belang is dat nu voortvarend wordt gehandeld. Een ambulant traject zou tot de mogelijkheden kunnen behoren, mits de PI dat verantwoord acht en veroordeelde voldoet aan de voorwaarden en zich meewerkend opstelt.
Gezien artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en D.W. van Putten - de Waard, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 19 september 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.