In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Nederland, en de Staatssecretaris van Financiën. Eiseres had verzocht om in overleg te treden met Spanje op grond van artikel 27 van het Belastingverdrag tussen Nederland en Spanje, omdat zij meende dat er sprake was van belastingheffing in strijd met dit verdrag. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van eiseres terecht was afgewezen. De rechtbank stelde vast dat Spanje zijn heffingsrecht correct had toegepast over de inkomsten die eiseres had verdiend in Spanje. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om vermindering van Nederlandse belasting en het starten van een onderlinge overlegprocedure met Spanje, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een belastingheffing die niet in overeenstemming was met het Belastingverdrag. De rechtbank concludeerde dat de fiscale gevolgen die eiseres ondervond voortvloeiden uit de door haar gekozen werkwijze en dat verweerder niet verplicht was om in overleg te treden met Spanje. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen.