Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 april 2019 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 15 juli 2019 met de daarin genoemde stukken en proceshandelingen.
Rechtbank Amsterdam
Op 9 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen de besloten vennootschap PALMENKWEKERIJ FORSTERIANA B.V. (eiseres) en ING BANK N.V. (gedaagde). Forsteriana vorderde een verklaring voor recht dat ING onterecht aanspraak maakte op een vergoeding van € 108.816 voor vervroegde aflossing van een krediet. De rechtbank oordeelde dat ING niet verplicht was om de vergoeding niet in rekening te brengen, ondanks de druk die Forsteriana voelde om haar vastgoed te verkopen. De rechtbank overwoog dat de kredietovereenkomst in 2008 door Forsteriana zelf was aangegaan en dat zij op de hoogte was van de voorwaarden omtrent vervroegde aflossing. De rechtbank concludeerde dat het beroep van ING op de vergoeding niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, en wees de vordering van Forsteriana af. Forsteriana werd veroordeeld in de proceskosten van ING, die tot op heden zijn begroot op € 7.360,00, vermeerderd met nasalaris en kosten voor betekening.