8.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld waarbij een stroomstootwapen is gebruikt. Hij heeft daarmee bijgedragen aan een heftig geweldsincident. Door zijn handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en blijk van gegeven onvoldoende respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en heeft geen enkele rekening gehouden met de impact van zijn handelen op het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat een gebeurtenis als hiervoor omschreven grote impact kan hebben op het slachtoffer, met name nu het feit is gepleegd vóór de woning van de aangever.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 augustus 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als
first offender.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het op het psychologisch Pro Justitia rapport van 23 mei 2019 opgemaakt door S.L. Ladan. De rapporteur geeft hierin onder meer het volgende aan:
er is bij onderzochte sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een licht verstandelijke beperking. Dit uit zich in minder zicht hebben op de wereld om hem heen, moeilijkheden met plannen, initiëren, oorzaak-gevolg relaties, beperkt sociaal inzicht en minder probleem oplossend vermogen. Gezien bovenstaande wordt de rechtbank ter overweging gegeven onderzochte de hem ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen. Onderzochte functioneert op een verstandelijk beperkt niveau, hij kan zijn gedrag lastig organiseren en de risico's van zijn handelen onvoldoende inschatten. Ook handelt hij zonder nadenken. Betreffende de strafrechtelijke afdoening wordt begeleiding van de jeugdreclassering geadviseerd via de William Schrikker Groep, aangezien zij specifieke kennis hebben van de LVB doelgroep.
De reclassering heeft zich in het rapport van 19 juni 2019 aangesloten bij het vorenstaande advies. Op de zitting is gebleken dat het goed gaat met verdachte. Hij werkt in het bedrijf van zijn broer en hij heeft zich ingeschreven voor een opleiding. Verdachte heeft een duidelijk doel voor ogen en wil zijn leven beteren. Daarnaast is de toezicht gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis goed verlopen. Reclassering adviseert daarom de oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering en het meewerken aan een ambulante behandeling.
Adolescentenstrafrecht
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Ten aanzien van jongvolwassenen die de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt, kunnen er omstandigheden zijn die leiden tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 19 jaar oud. De rechtbank ziet, gelet op het advies van de reclassering en de psycholoog, in de persoon van de verdachte aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bepalingen van het adolescentenstrafrecht. Daarbij is voor de rechtbank doorslaggevend dat verdachte functioneert op een verstandelijk beperkt niveau, dat hij zijn gedrag lastig kan organiseren en dat hij de risico's van zijn handelen onvoldoende kan inschatten.
Oriëntatiepunten
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht Jeugd. Voor een diefstal met geweld is het oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 60 uren, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Iedere strafverzwarende omstandigheid telt daarbij in beginsel voor 60 uur taakstraf, dan wel 1 maand jeugddetentie. De meest lichte vorm van een diefstal met geweld bestaat uit het weggrissen van een goed. Voor een dergelijk feit geldt voornoemd oriëntatiepunt. De rechtbank houdt er in dit geval in strafverzwarende zin rekening mee dat verdachte samen met een ander het slachtoffer voor diens woning op gewelddadige wijze heeft beroofd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat gelet op de ernst van het strafbare feit dat verdachte heeft gepleegd, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere straf dan een jeugddetentie. De rechtbank houdt rekening met het feit dat het op dit moment goed gaat met verdachte en dat hij baat heeft bij het kader dat hem tot nu toe gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is geboden. Het lijkt de rechtbank onverstandig om verdachte nu opnieuw vast te laten zitten. Dat zal immers tot een doorkruising van de ingezette positieve ontwikkeling leiden en dat is niet in het belang van verdachte en ook niet in het belang van de maatschappij. De rechtbank zal daarom een jeugddetentie opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Aan de voorwaardelijk op te leggen straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
9. Ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 376,99 aan materiële schadevergoeding en € 1.800,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor de schade.
De raadsman heeft de vordering ten aanzien van de materiële schade niet betwist. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, namelijk 12 januari 2019.
Nu ook vaststaat dat verdachte het bewezen geachte feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een ander heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Als de mededader de benadeelde partij betaalt is verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling van het schadevergoedingsbedrag van € 2.176,99 aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 261,98 aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van het in zaak B ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dus aan hem geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.