ECLI:NL:RBAMS:2019:7570

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
C/13/673392 / KG ZA 19-1043
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitzending van Undercover in Nederland en de afweging van grondrechten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een uitvaartonderneming, eiseres, en een besloten vennootschap, gedaagde, die een uitzending van het programma 'Undercover in Nederland' wilde uitzenden. Eiseres vorderde een verbod op de uitzending, omdat deze naar haar mening onrechtmatige beschuldigingen bevatte die haar reputatie zouden schaden. De voorzieningenrechter oordeelde dat preventieve censuur, zoals geëist door eiseres, in principe verboden is volgens artikel 7 van de Grondwet, en dat een dergelijk verbod alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan worden opgelegd. De rechter weegt de belangen van de partijen, waarbij de vrijheid van meningsuiting van gedaagde en het belang van de samenleving om misstanden aan de kaak te stellen zwaarwegend zijn. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat de uitzending onrechtmatig zou zijn, en de rechter concludeerde dat de voorgenomen uitzending niet onrechtmatig was. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/673392 / KG ZA 19-1043 CdK/EB
Vonnis in kort geding van 11 oktober 2019
in de zaak van
[eiseres],
handelend onder de naam
[handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij concept-dagvaarding,
advocaat mr. J.P. Sanchez Montoto te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B. V .,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van 11 oktober 2019 is de uitzending waarover het in dit geding gaat in haar geheel getoond. [eiseres] heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij het gedeelte van de subsidiaire vordering ‘
de gezichten van [eiseres] en haar medewerkers onherkenbaar te maken’,niet heeft gehandhaafd. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunten toegelicht, [gedaagde] aan de hand van een pleitnota. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eiseres] : [naam 1] , echtgenoot van eiseres, met mr. Sanchez Montoto, aan de zijde van [gedaagde] : [naam 2] , DGA, met mr. Van den Berg.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft sinds 1 mei 2017 een uitvaartonderneming in [plaats 1] . Zij voert haar bedrijf samen met haar echtgenoot [naam 1] .
2.2.
[gedaagde] heeft een onderzoek naar de bedrijfsvoering van de uitvaartonderneming verricht en in maart 2019 [eiseres] en haar echtgenoot geconfronteerd met de onderzoeksresultaten. Inmiddels heeft [gedaagde] van het verkregen (beeld)materiaal een uitzending voor het programma “ Undercover in Nederland ” vervaardigd, die zij op [datum] om 20.00 uur wil uitzenden.
2.3.
[eiseres] heeft gedurende enige tijd samen gewerkt met [naam 3] en [naam 4] , die een bedrijf voeren in lijkkisten en met enige regelmaat ritten met een lijkwagen voor [eiseres] verrichtten. [bedrijf] te [plaats 2] is een concurrent van [eiseres] , die thans wordt geleid door een persoon die [naam 5] heet en in de uitzending [naam 6] wordt genoemd. Zowel [naam 3] , [naam 4] als [naam 6] komen in de uitzending voor. [naam 3] heeft in samenwerking met [gedaagde] met een verborgen camera opnamen gemaakt van – het bedrijf van – [eiseres] en haar echtgenoot. De gezichten van [eiseres] en haar echtgenoot zijn in de uitzending ‘gewiped’ en dus onherkenbaar gemaakt.
2.4.
Een buurvrouw bij de woning van [eiseres] heeft de politie gebeld omdat haar zoon een deels bedekt lichaam op een baar bij of in de schuur van de woning van [eiseres] had gezien. De politie heeft de situatie bekeken, de baar met het lichaam daar aangetroffen en geen verdere actie ondernomen.
2.5.
Na maart 2019 is [eiseres] in de gelegenheid gesteld weerwoord te voeren. Uiteindelijk heeft [eiseres] op 23 september 2019 via haar advocaat vragen van [gedaagde] beantwoord, die de advocaat van [gedaagde] bij e-mail van 28 augustus 2019 aan haar had voorgelegd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, kort gezegd en na intrekken van een gedeelte van de subsidiaire vordering:
primair
i. [gedaagde] te verbieden de aflevering uit te zenden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair
[gedaagde] te verbieden in het programma de namen te noemen van [eiseres] , haar medewerkers en haar onderneming;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de buitengerechtelijke incassokosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] uitgaat van onterechte beschuldiging en onrechtmatige bejegening door een onderzoek te doen naar aanleiding van een tip van haar concurrent [bedrijf] en uit te gaan van gegevens die onrechtmatig zijn verkregen. [eiseres] en haar bedrijf worden voor het tv-publiek aan de schandpaal genageld. Ter zitting heeft [eiseres] daaraan toegevoegd dat ook [naam 3] en [naam 4] haar concurrentie wilden aandoen, omdat zij voornemens waren om een eigen uitvaartonderneming te gaan starten. Inmiddels zijn zij niet meer in de branche werkzaam.
3.3.
Wat betreft het onrechtmatig verkrijgen van gegevens, heeft [eiseres] ter zitting toegegeven dat er in de onderzoeksperiode geen sprake is geweest van diefstal door [naam 3] . De bedreiging waarover in de dagvaarding wordt gerept, is volgens haar geuit door de partner van [naam 4] op de avond na de confrontatie door [naam 2] van [gedaagde] met het onderzoeksmateriaal. Er was dus geen sprake van een bedreiging door iemand van [gedaagde] .
3.4.
[gedaagde] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] vordert een verbod op een uitzending, althans die uitzending aan te doen passen aan door haar gestelde eisen. Dat komt neer op preventieve censuur, hetgeen verboden is in artikel 7 van de Grondwet. Een dergelijk verbod kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden worden gegeven. Daarvan kan slechts sprake zijn als de publicatie voor de betrokkenen tot onherstelbare schade zal leiden en, indien de publicatie pas achteraf onrechtmatig zou worden geacht, de nadelige gevolgen van de openbaarmaking niet meer kunnen worden hersteld door middel van een op dat moment uit te spreken veroordeling tot rectificatie of vergoeding van schade.
4.2.
In dit verband komt het voorts aan op de vraag in hoeverre de vrijheid van meningsuiting van artikel 10 EVRM dient te worden beknot door belangen van [eiseres] die worden beschermd door artikel 8 EVRM. Zo’n beperking moet bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Wil sprake zijn van een beperking die bij de wet is voorzien, dan zal de uitzending onrechtmatig jegens [eiseres] moeten zijn. Om uit te maken of dat het geval is, moeten de belangen van partijen tegen elkaar worden afgewogen. Daarbij is het belang van [eiseres] dat zij niet door de uitzending wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het belang van [gedaagde] is dat zij zich kritisch en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken.
4.3.
[eiseres] stelt dat de beschuldigingen afkomstig zijn van een concurrent die haar wil uitschakelen en dat [gedaagde] zich voor het karretje van die concurrent heeft laten spannen. [gedaagde] heeft echter gesproken met meerdere bronnen: [naam 3] en [naam 4] , die ritten voor haar verzorgden, [naam 6] (van [bedrijf] ), in wier opdracht zij werkzaamheden heeft uitgevoerd, en een buurvrouw van [eiseres] . Dat het motief voor de beschuldigingen het beschadigen van een concurrent is geweest, heeft [eiseres] voorshands niet aannemelijk gemaakt. Niet gebleken is van onzorgvuldig onderzoek of onderzoek waarbij [gedaagde] zich op het belang van een concurrent heeft gericht.
4.4.
Op de met een verborgen camera opgenomen beelden spreekt de echtgenoot van [eiseres] vrijuit over het reilen en zeilen achter de schermen, buiten het zicht van de cliëntèle. Niet aannemelijk is dat dezelfde onderzoeksresultaten zouden zijn behaald zonder het gebruik van de verborgen camera.
4.5.
Voor de verborgen camera heeft de echtgenoot van [eiseres] verklaard dat hij dure kisten omwisselt voor goedkopere, en handgrepen en andere herbruikbare onderdelen demonteert voordat ze de crematieoven ingaan. Dat dit altijd in overleg met de nabestaanden is gegaan is niet aannemelijk, gelet op de uitlating van de echtgenoot dat “zij dat toch niet hoeven te weten”. De echtgenoot erkent verder dat hij niet altijd de beschikking heeft over de juiste papieren op het moment van transport van een stoffelijk overschot naar het buitenland om daar te worden gecremeerd en dat dit dan later in orde wordt gemaakt. Uit een verklaring van de buurvrouw, ondersteund door een verklaring van de politie, blijkt dat het is voorgekomen dat de echtgenoot een stoffelijk overschot in het schuurtje bij zijn huis opgeslagen heeft gehad. Op beeld is te zien dat een lichaam op het uitvaartcentrum is bewaard buiten de koelcel, in een aangrenzend kamertje, omdat naar zeggen van de echtgenoot de koelcel al vol was. De echtgenoot liet de deur tussen de koelcel en het kamertje openstaan om het kamertje zoveel mogelijk te koelen. Desgevraagd heeft de echtgenoot op zitting verklaard dat de toegangsdeur tot dat kamertje een gewone deur is en geen deur van een koelcel. Dat er garageverf op de vloer zit, zoals ter zitting is verklaard, is onvoldoende om te kunnen aannemen dat de ruimte voldoende was gekoeld. Voorshands is niet aannemelijk dat lichamen op die manier voldoende kunnen worden gekoeld, zeker niet als de buitentemperatuur hoog is. Voor de verborgen camera heeft de echtgenoot tegenover de zoon van een vrouw wier crematie door [eiseres] (in ieder geval feitelijk) was verzorgd, verklaard dat het lichaam was gecremeerd in het eigen crematorium van [eiseres] op de locatie waar dat gesprek werd gevoerd. Vast staat echter dat daar geen crematorium is en dat de vrouw is gecremeerd in Duitsland, zoals de echtgenoot tijdens de confrontatie na lang aandringen heeft verklaard. Dat het kostenaspect daarvoor de reden is geweest, is aannemelijk op grond van de uitlating van de echtgenoot voor de verborgen camera, dat cremeren in Duitsland goedkoper is. Tenslotte is te zien dat in een kamertje op het uitvaartcentrum grote aantallen as-bussen staan. Door de beeldkwaliteit is niet goed te zien of enkele van die bussen beschadigd zijn en as lekken, zoals [naam 3] opmerkt tijdens het filmen. Vooralsnog is er geen reden om dit te betwijfelen, gelet op de beelden. De misstanden die [gedaagde] aan de kaak wil stellen zijn ernstig en vinden voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal. Van lichtvaardige verdachtmakingen is geen sprake.
4.6.
In de voorgenomen uitzending wordt een voorbeeld getoond van een ontevreden klant van [bedrijf] voor wie [eiseres] de werkzaamheden ten behoeve van crematie heeft verricht. Volgens [eiseres] staan daartegenover talloze zeer tevreden klanten. Dit voorbeeld gaat alleen over een onderdeel van de aan de kaak gestelde misstanden en alleen al daarom kan niet worden geconcludeerd dat [eiseres] door alleen dit als voorbeeld te gebruiken onrechtmatig in haar belangen is geschaad.
4.7.
De beschuldigingen betreffen uitsluitend de professionele activiteiten van [eiseres] en haar echtgenoot. Hun achternaam wordt in de voorgenomen uitzending afgekort tot [eiseres] . De naam van haar onderneming is wel in woord en beeld in de voorgenomen uitzending verwerkt. De onderneming zelf heeft als zodanig geen privacy; haar belang is beperkt tot bescherming van haar reputatie. In dit geval zal het reputatieverlies het voorzienbare gevolg zijn van het eigen handelen van in ieder geval de echtgenoot van [eiseres] . Hij kon er redelijkerwijs niet van uitgaan dat zijn praktijken acceptabel zijn.
4.8.
[eiseres] heeft voldoende gelegenheid gekregen tot het geven van een weerwoord. Bij de confrontatie heeft haar echtgenoot [naam 2] te woord gestaan. Hij heeft [naam 2] laten weten hem te zullen uitnodigen om langs te komen op het uitvaartcentrum om daar zijn kant van het verhaal te vertellen, zo blijkt uit correspondentie. Vervolgens is het geruime tijd stil gebleven. Na ongeveer twee maanden heeft [eiseres] [gedaagde] laten weten toch haar zegje te willen doen. In reactie daarop heeft [gedaagde] een aantal vragen ter beantwoording voorgelegd. In haar reactie valt geen antwoord op de vragen te lezen. [gedaagde] is niet gehouden een dergelijk weerwoord, dat inhoudelijk niet leidt tot weerlegging van de feiten waarop de voorgenomen uitzending stoelt, te verwerken in het programma. Wat betreft de tegenwerpingen van [eiseres] met betrekking tot het lichaam in de schuur wordt in de voorgenomen uitzending gemeld dat dit niet verboden is. Wat betreft crematie in het buitenland, wordt alleen betoogd dat het vervoer zonder voorafgaand
laissez passerniet is toegestaan. In de voorgenomen uitzending wordt in voldoende mate rekening gehouden met deze tegenwerpingen.
4.9.
Op grond van het bovenstaande legt het belang bij openbaarmaking van deze misstanden meer gewicht in de schaal dan het bedrijfsbelang van [eiseres] . De voorgenomen uitzending is niet onrechtmatig en er is geen grond voor inperking van de uitingsvrijheid van [gedaagde] . De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
4.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 297,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.277,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.277,00,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2019. [1]

Voetnoten

1.type: eB