ECLI:NL:RBAMS:2019:7594

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
13/669058-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overvallen op supermarkten met bedreiging van geweld

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich op 25 en 26 juni 2019 schuldig heeft gemaakt aan gewapende overvallen op supermarkten in Amsterdam. De verdachte heeft met het oogmerk om geld te verkrijgen voor de aankoop van drugs, twee overvallen gepleegd waarbij hij medewerkers van de Albert Heijn heeft bedreigd met een mes. Tijdens de eerste overval op 25 juni 2019 heeft hij de medewerkster [persoon 1] gedwongen tot de afgifte van drie briefjes van 10 euro. De tweede overval vond plaats op 26 juni 2019, waarbij hij [persoon 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 150 euro. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld en de verdachte is veroordeeld op basis van de bewijsvoering die onder andere bestond uit de aangiften van de slachtoffers en de verklaring van de verdachte zelf tijdens de zitting.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische en verslavingsproblematiek van de verdachte, en het advies van de reclassering. De verdachte heeft een langdurige verslaving aan harddrugs en is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft besloten om de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen, zodat de verdachte de kans krijgt om met hulp van de reclassering en een verslavingskliniek zijn leven te verbeteren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder het melden bij de reclassering en het ondergaan van behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669058-19 (Promis)
Datum uitspraak: 15 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Melliti – waarnemend voor mr. J.W.D. Roozemond – naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 25 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [persoon 1] (medewerkster van winkelbedrijf Albert Heijn) heeft gedwongen tot de afgifte van drie briefjes van 10,- euro en/of kleingeld, althans een geldbedrag, dat aan een derde, te weten winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [adres 2] ), toebehoorde, door (zakelijk weergegeven):
  • die [persoon 1] een mes te tonen en/of
  • een/dat mes in de richting van die [persoon 1] vast te houden en/of
  • een/dat mes in de richting van die [persoon 1] te bewegen en/of
  • (daarbij) te zeggen dat dit een overval was en/of
  • (daarbij) te zeggen dat als zij, [persoon 1] , zou bewegen hij, verdachte, haar zou neersteken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Feit 2
hij op of omstreeks 26 juni 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [persoon 2] (medewerkster van winkelbedrijf Albert Heijn) heeft gedwongen tot de afgifte van 150,- euro, althans enig geldbedrag, dat aan een derde, te weten winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [adres] ), toebehoorde, door (zakelijk weergegeven):
  • die [persoon 2] een mes te tonen en/of
  • een/dat mes in de richting van die [persoon 2] vast te houden en/of
  • een/dat mes in de richting van die [persoon 2] te bewegen en/of
  • (daarbij) te zeggen dat dit een overval was en/of
  • (daarbij) te zeggen "Geef mij je geld anders steek ik je neer.", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
De door de verdachte op de terechtzitting van 1 oktober 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb de overval gepleegd. Ik had twee messen bij mij. Ik heb het kleinste mes laten zien en gezegd: “Dit is een overval.” De kassière heeft mij vervolgens geld uit de kassa gegeven. Ik weet niet meer precies hoeveel geld ik heb gekregen. Het zou kunnen dat dit € 30, - was.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2019132421-1 van 25 juni 2019, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , dossierpagina 32 t/m 34.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1] , zakelijk weergegeven:
Ik, [persoon 1] , doe aangifte van een overval op de Albert Heijn aan het [adres 2] te Amsterdam, waar ik slachtoffer van ben geworden. Op dinsdag 25 juni 2019 omstreeks 21:00 uur bevond ik mij, [persoon 1] , als kassamedewerkster in de Albert Heijn bij de informatiebalie. Op dat moment zag ik dat NN1 in mijn richting vooroverboog. Ik zag dat hij met zijn rechterhand een mes uit zijn broekzak pakte. Ik zag dat NN1 het mes richting mij bewoog en zijn rechterhand boven de balie liet hangen. Ik zag dat hij zijn linkerhand naar de kassa bracht. Op dat moment hoorde ik dat NN1 het volgende tegen mij zei: “Dit is een overval. Als je beweegt of belt, steek ik je neer. Ik wil alles wat je in je lade hebt.” Vervolgende opende ik de lade en pakte een stapel briefgeld. Ik pakte één briefje van 10 euro en liet de rest vallen. Dit deed ik in totaal drie keer. Ik had hem uiteindelijk drie briefjes van 10 euro overhandigd. Daarna gaf ik nog wat muntgeld. Vervolgens zag ik dat NN1 wegrende richting de uitgang aan de kant van de [adres 3] .
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
De door de verdachte op de terechtzitting van 1 oktober 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb de overval gepleegd. Ik had twee messen bij mij. Ik heb het kleinste mes laten zien en gezegd: “Dit is een overval.” De kassière heeft mij vervolgens geld uit de kassa gegeven. Ik weet niet meer precies hoeveel geld ik heb gekregen. Het geld dat ik op 26 juni 2019 bij mij had, moet allemaal afkomstig zijn van de overval.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2019133125-1 van 26 juni 2019, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , dossierpagina 1 t/m 4.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 2] , zakelijk weergegeven:
Op woensdag 26 juni 2019 omstreeks 19:00 uur was ik als teamleidster van de Albert Heijn, gevestigd aan de [adres] te Amsterdam, hierna te noemen de Albert Heijn, aan het werk. Ik zag dat op de hoek van de servicebalie, ter hoogte van kassa 7 een voor mij onbekende man stond te wachten, die ik hierna “de man” ga noemen. Ik zag dat de man twee handen op elkaar op de balie hield. Ik zag dat de man zijn rugzak op zijn rug droeg. Ik hoorde dat de man op zachte toon in het Nederlands tegen mij zei: “Dit is een overval. Geef mij je geld anders steek ik je neer.” Ik zag op dat moment dat de man onder zijn handen een mes op de balie had liggen. Ik maakte de kassa open door twee keer op het scherm te drukken. Ik pakte ongeveer vijf briefjes van twintig euro, tien briefjes van tien euro en misschien nog tien briefjes van vijf euro. Ik gaf dit geld als een stapeltje aan de man. Ik zag dat de man het geld wegpakte.
3.3.2.
Bewijsoverweging
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij bij de overvallen niet heeft gedreigd de slachtoffers neer te steken, acht de rechtbank gelet op de verklaring van beide slachtoffers ongeloofwaardig. De slachtoffers hebben duidelijk verklaard dat verdachte deze woorden heeft gebezigd. De rechtbank heeft geen reden om aan hun verklaringen te twijfelen. Aldus is de rechtbank van oordeel dat de overvallen – zoals deze zijn ten laste gelegd – wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 25 juni 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [persoon 1] (medewerkster van winkelbedrijf Albert Heijn) heeft gedwongen tot de afgifte van drie briefjes van 10, - euro en kleingeld, dat aan een derde, te weten winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [adres 2] ), toebehoorde, door:
  • die [persoon 1] een mes te tonen en
  • dat mes in de richting van die [persoon 1] vast te houden en
  • dat mes in de richting van die [persoon 1] te bewegen en
  • daarbij te zeggen dat dit een overval was en
  • daarbij te zeggen dat als zij, [persoon 1] , zou bewegen hij, verdachte, haar zou neersteken.
Feit 2
op 26 juni 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [persoon 2] (medewerkster van winkelbedrijf Albert Heijn) heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, dat aan een derde, te weten winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [adres] ), toebehoorde, door:
  • die [persoon 2] een mes te tonen en
  • dat mes in de richting van die [persoon 2] vast te houden en
  • daarbij te zeggen dat dit een overval was en
  • daarbij te zeggen: "Geef mij je geld anders steek ik je neer."

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen (naast de algemene voorwaarden) als bijzondere voorwaarden te worden verbonden de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geformuleerd. De officier van justitie heeft hierbij opgemerkt dat de behandeling bij verslavingskliniek [naam instelling] eveneens gericht dient te zijn op de psychiatrische problematiek van verdachte.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 4 jaren, waarvan 2 jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen (naast de algemene voorwaarden) de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geformuleerd door de reclassering.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Met het doel om geld te verkrijgen om meer drugs te kunnen kopen, heeft verdachte zich op 25 en 26 juni 2019 schuldig gemaakt aan het plegen van gewapende overvallen op supermarkten. Gewapend met een mes is hij de supermarkten binnen gegaan om vervolgens supermarktmedewerksters te bedreigen zodat hem een geldbedrag zou worden overhandigd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de slachtoffers van gewapende overvallen nog langdurig gebukt kunnen gaan onder de psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Bovendien vond een en ander plaats in de werkomgeving van de slachtoffers. Een werkomgeving dient een plek te zijn waar medewerkers zich veilig moeten kunnen voelen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij puur uit materieel gewin heeft gehandeld, dat hij kennelijk niet stil heeft gestaan bij de angst die hij te weeg zou brengen bij de slachtoffers van de overvallen en dat hij er blijk van heeft gegeven geen enkel respect te hebben voor de geestelijke en lichamelijk integriteit van de slachtoffers.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 augustus 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, ook tot langdurige gevangenisstraffen, wegens soortgelijke feiten. De omstandigheid dat de verdachte uit één en ander geen lering heeft getrokken, weegt in zijn nadeel.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd, zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. De rechtbank zal daartoe in dit bijzondere geval evenwel niet overgaan. Daartoe is het volgende redengevend.
Uit het reclasseringsrapport van Inforsa van 27 september 2019 komt het volgende naar voren. De verdachte kampt met een langdurige en buitengewoon hardnekkige verslaving aan harddrugs, in het bijzonder cocaïne. Daarnaast is hij in 2014 gediagnosticeerd met antisociale persoonlijkheidstrekken en een Post Traumatische Stresstoornis. De verslaving van verdachte is de wortel van de problemen die op diverse leefgebieden spelen, waaronder zijn financiën en woonsituatie. Om de als (zeer) hoog ingeschatte recidivekans terug te dringen is een stringent hulpverleningskader vereist. Daarom wordt in het rapport geadviseerd tot het stellen van bijzondere voorwaarden, te weten dat verdachte zich meldt bij de reclassering, zich voor de duur van maximaal twaalf maanden laat opnemen in de verslavingskliniek [naam instelling] , zich houdt aan een drugs- en alcoholverbod en meewerkt aan urinecontroles, blaastesten, een schuldhulpverleningstraject en het verkrijgen en behouden van dagbesteding. De reclassering geeft daarbij aan dat dit een allerlaatste kans is voor verdachte. Alle eerdere hulpverleningstrajecten hebben terugval in middelengebruik niet kunnen voorkomen.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank voorts gebleken dat verdachte open staat voor behandeling en gemotiveerd is om aan zijn problemen te gaan werken. Hoewel de verdachte in het verleden ambivalent was richting de hulpverlening, waardoor dit meer dan eens op een mislukking is uitgelopen, is de verdachte positief over het nu voorgestelde kader. De rechtbank acht het in het belang van verdachte én van de samenleving om verdachte nog een laatste kans te gunnen om – met de nodige hulp – zijn leven blijvend ten goede te keren. Daarom zal de rechtbank de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, een passende en geboden reactie op de bewezen feiten vormt. Oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van kortere duur, zoals door de raadsvrouw is voorgesteld, zou te zeer voorbijgaan aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het strafblad van de verdachte.
Nu de verdere stabilisatie van de situatie van de verdachte naar verwachting nog geruime tijd in beslag zal nemen, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren aangewezen. De rechtbank acht het voorts aangewezen dat verdachte de klinische behandeling van zijn psychische- en verslavingsproblematiek aansluitend aan zijn detentie zal ondergaan. Eventueel kan daar in het kader van de detentiefasering ook alvast een begin mee worden gemaakt.

8.Beslag

Onder verdachte is in beslag genomen:
  • een geldbedrag van 155 euro, goednummer 5770053;
  • een geldbedrag van 80 euro, goednummer 5770321;
  • een geldbedrag van 30 euro, goednummer 5770322;
  • een mes, goednummer 5770049;
  • een mes, goednummer 5770050.
8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de geldbedragen moeten worden verbeurdverklaard. De messen moeten worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1.
Onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen en niet teruggeven messen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De bewezenverklaarde feiten zijn met betrekking tot deze voorwerpen begaan. Het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen is in strijd met de wet en/of het algemeen belang
8.3.2.
Retour rechthebbende
De in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedragen dienen naar het oordeel van de rechtbank ingevolge artikel 353 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering te worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten de Albert Heijn.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
1 (één) jaar, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie)jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
zich meldt bij Reclassering Inforsa, [adres Inforsa] in Amsterdam. Veroordeelde moet zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
zich voor zijn verslavings- en psychiatrische problematiek laat opnemen in [naam instelling] of een soortgelijke zorginstelling, waarbij veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen/voorschriften die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar(s) worden gegeven. De opname start aansluitend op detentie en duurt één jaar of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Na afloop van de opname werkt veroordeelde mee aan het nazorgtraject van [naam instelling] en de aanwijzingen/voorschriften die hem in dat kader worden gegeven;
zich onthoudt van het gebruik van drugs en alcohol en ten behoeve van de naleving van dit verbod meewerkt aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, als betaalde arbeid.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • een mes, goednummer 5770049;
  • een mes, goednummer 5770050.
Gelast de teruggave aan de Albert Heijn (filiaal [adres] ) van:
  • een geldbedrag van 155 euro, goednummer 5770053;
  • een geldbedrag van 80 euro, goednummer 5770321;
  • een geldbedrag van 30 euro, goednummer 5770322;
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.