Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechter
de besloten vennootschap Nobillon Vastgoed BV
[gedaagde]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- antwoord/eis in reconventie, met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de besloten vennootschap Nobillon Vastgoed BV (verhuurder) en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De verhuurder had een voorstel gedaan tot verhoging van de kale huurprijs met ruim 72%, wat door de huurder als onredelijk werd bestempeld. De huurder had sinds 2009 een huurovereenkomst met een kale huurprijs van € 650,00, die inmiddels was verhoogd naar € 695,52. De verhuurder stelde voor om de huurprijs per 1 september 2019 te verhogen naar € 900,00 en vervolgens naar € 1.200,00 per 1 maart 2020. De kantonrechter oordeelde dat de voorgestelde verhoging van 72,53% onredelijk was, vooral gezien de korte ingroeiperiode van slechts zes maanden. De rechter benadrukte dat bij een dergelijke verhoging een ingroeiperiode van twee tot drie jaar redelijker zou zijn.
Daarnaast vorderde de huurder terugbetaling van servicekosten die zij had betaald, omdat er geen prestatie tegenover deze kosten stond. De kantonrechter oordeelde dat de huurder recht had op terugbetaling van een deel van de servicekosten, omdat de verhuurder geen service meer verleende. De rechter bepaalde dat Nobillon een bedrag van € 7.600,00 aan de huurder moest terugbetalen, en dat de huurder vanaf 22 juni 2013 geen servicekosten meer verschuldigd was. De vordering van de verhuurder tot beëindiging van de huurovereenkomst werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de verhuurder opgelegd.