ECLI:NL:RBAMS:2019:7680

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
16 oktober 2019
Zaaknummer
13/751178-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbaarheid en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Poznań, Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 31 mei 2019, en de behandeling vond plaats op 27 september 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A. Hoste, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat meer tijd nodig was om de zaak te beoordelen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van acht maanden had gekregen, waarvan nog zeven maanden en 23 dagen resteren. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de vordering niet binnen de wettelijk vereiste termijn was ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sanctie was voor het overschrijden van deze termijn en dat er geen sprake was van een ernstige schending van de procesorde.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum als voorzitter, samen met mrs. A.A. Spoel en H.J. Fehmers, en is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751178-19
RK nummer: 19/3359
Datum uitspraak: 11 oktober 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 mei 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 januari 2019 door de
Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon],
geboren te [Geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 september 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A. Hoste, advocaat te ’s-Gravenhage, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgmentvan de
Poznań District Courtvan 14 januari 2014 (referentie: II K 622/13).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 7 maanden en 23 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 23, tweede lid, OLW

De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, nu hij deze vordering niet binnen drie dagen na ontvangst van het EAB heeft ingediend. Het EAB is op 19 februari 2019 ontvangen en daarom had de officier van justitie de vordering uiterlijk op 22 februari 2019 moeten indienen. Dit is echter pas op 31 mei 2019 gebeurd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet slaagt.
De Overleveringswet stelt geen sanctie op het overschrijden van de termijn ex artikel 23, tweede lid, OLW. Overschrijding van deze termijn heeft derhalve geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vordering, tenzij sprake is van ernstige schending van beginselen van een goede procesorde waarbij doelbewust of met grote veronachtzaming van de belangen van de opgeëiste persoon tekort wordt gedaan aan zijn recht op een behoorlijke behandeling van de zaak (Rechtbank Amsterdam 18 maart 2005,
LJNAT2566 en Rechtbank Amsterdam 10 oktober 2006,
LJNAZ1408). Daarvan is in deze zaak echter niet gebleken.

5.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 23, te weten:
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Poznań(Polen).
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en H.J. Fehmers, rechters,
in tegenwoordigheid van N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 11 oktober 2019.
De oudste rechter is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.