In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Poznań, Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 31 mei 2019, en de behandeling vond plaats op 27 september 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A. Hoste, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat meer tijd nodig was om de zaak te beoordelen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van acht maanden had gekregen, waarvan nog zeven maanden en 23 dagen resteren. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de vordering niet binnen de wettelijk vereiste termijn was ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sanctie was voor het overschrijden van deze termijn en dat er geen sprake was van een ernstige schending van de procesorde.
De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum als voorzitter, samen met mrs. A.A. Spoel en H.J. Fehmers, en is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2019.