Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties, ter griffie binnengekomen op 2 mei 2019;
- de tussenbeschikking van 13 juni 2019, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verweerschrift met producties, ter griffie binnengekomen op 30 augustus 2019;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 4 september 2019, met de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
- de omvang van de schuld die is kwijtgescholden;
- of een eventuele betalingsregeling goed is nagekomen;
- de reden voor (het ontstaan en het voortbestaan van) de achterstand en de mate van verwijtbaarheid daarbij;
- de huidige financiële situatie van betrokken (waaronder het inkomen), waarbij ook naar de periode voor de einddatum wordt gekeken;
- of betrokkene andere schulden heeft;
- of sprake is geweest van ernstige of structurele wanbetaling;
- de omstandigheid dat betrokkene met de lening (bijvoorbeeld door de koop van een woning) niet kan wachten tot de vijfjaarstermijn is verstreken (bijvoorbeeld vanwege gezins- en woonsituatie);
- het verstrijken van de tijd sinds het inlossen van de schuld.
EUR 72.347 heeft genoten. Weliswaar ontbreekt de jaarrekening van de onderneming en de aangifte inkomstenbelasting over 2018, maar uit de door [verzoekster] overgelegde aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2015 tot en met 2017 komt een voldoende bestendig inkomen van [verzoekster] naar voren. Dat [verzoekster] andere problematische schulden heeft, is onvoldoende gesteld en niet gebleken. Weliswaar heeft ING gewezen op de betalingsregeling die [verzoekster] met de Raad voor de rechtsbijstand heeft getroffen, maar die omstandigheid legt onvoldoende gewicht in de schaal. [verzoekster] heeft tijdens de mondelinge behandeling voldoende toegelicht dat geen sprake is geweest van een tekortschietende betalingsmoraal, maar dat deze schuld door de echtscheiding van haar ex‑partner is ontstaan. Desgevraagd heeft zij verduidelijkt dat zij haar ex-partner in 2011 heeft verlaten, de afwikkeling van de echtscheiding tot 2016 heeft geduurd en dat dit tot hoge advocaatkosten heeft geleid. Zij heeft ter voldoening van die kosten haar spaargeld moeten aanwenden en na uitputting daarvan een lening bij de Raad voor de rechtsbijstand afgesloten om de advocaatkosten te kunnen voldoen. Wat daarvan ook zij, tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] onweersproken gesteld dat zij de betalingsregeling van EUR 200 per maand met de Raad voor rechtsbijstand deugdelijk nakomt en dat zij het openstaande bedrag van EUR 3.100 meteen zal aflossen indien zij een hypothecaire geldlening heeft afgesloten. Tegen de achtergrond van het voorgaande kan ING niet worden gevolgd in haar betoog dat de betalingsproblemen van [verzoekster] niet tot het verleden behoren.
EUR 1.383,00(2 punten × tarief EUR 543,00)