ECLI:NL:RBAMS:2019:772

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
13/659262-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak op het Rembrandtplein te Amsterdam

Op 8 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een vechtpartij op het Rembrandtplein in Amsterdam op 27 maart 2016. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting op 25 januari 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij op de bewuste avond in café [naam café] was en dat hij het gevecht van een afstandje heeft gezien. Hij ontkende dat hij deelgenomen heeft aan het geweld en stelde dat hij enkel zijn vriend te hulp is geschoten. De verdachte benadrukte dat hij op camerabeelden te zien is, waarop hij niet deelneemt aan de vechtpartij.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk, met een taakstraf van 120 uren, en verwees naar eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet actief betrokken was bij het geweld en slechts een omstander was.

Na beoordeling van de camerabeelden en de verklaringen van de betrokkenen, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank was niet overtuigd van de opzet van de verdachte op het ten laste gelegde feit en sprak hem vrij. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter mr. A.K. Glerum en de rechters mrs. N.J. Koene en R.A.J. Hübel, in aanwezigheid van griffier L.C. Werkman.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659262-16
Datum uitspraak: 8 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd, opgeroepen in het Detentiecentrum [naam Detentiecentrum] , naar eigen zeggen op dit moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van mr. F.C. van Dijk, officier van justitie te Amsterdam en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.S.L. Haime naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 27 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Rembrandtplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), welk geweld bestond uit het duwen en/of het schoppen en/of het trappen en/of het slaan en/of het stompen en/of het gooien met een stoel van en/of naar een of meer van die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

De rechtbank betrekt de volgende standpunten bij haar beoordeling:
4.1
Verklaring van verdachte ter zitting
Verdachte heeft op zitting, kort samengevat, verklaard dat hij op 27 maart 2016 bij café [naam café] op het Rembrandtplein in Amsterdam is geweest.
Hij heeft het feit waarvan hij wordt beschuldigd, ontkend. Hij heeft verklaard dat hij bij café [naam café] een drankje dronk. Op een gegeven moment zag hij van een afstandje dat er gevochten werd en dat één van zijn vrienden klappen kreeg. Hij is er op af gegaan en heeft die persoon van zijn vriend afgetrokken, maar hij heeft niemand geslagen. Verdachte heeft benadrukt dat hij heel goed weet dat er op het Rembrandtplein overal camera’s hangen en dat de politie juist hem al gauw in het vizier heeft als er ergens rottigheid gebeurt. Dat was in elk geval die avond ten onrechte.
Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf op de camerabeelden heeft herkend en verklaart dat juist op die beelden te zien is dat hij niet met de vechtpartij meedoet.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en draagt daartoe het volgende aan. Verdachte wordt door negen verbalisanten herkend, onder andere aan zijn postuur, zijn uiterlijk en zijn bolle gelaat. Verbalisant [verbalisant] heeft als teamlid van de voetbaleenheid meerdere keren verdachte aangesproken.
Op de beelden is te zien dat verdachte [verdachte] zich al snel mengt in het gevecht, meedoet aan het belagen van de slachtoffers en ook daadwerkelijk een van de slachtoffers op het achterhoofd slaat. Verdachte [verdachte] neemt deel aan het gevecht dat plaatsvindt onder de parasol of luifel.
De officier van justitie heeft de volgende straf geëist:
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, waarvan één dag onvoorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren, met bevel dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.
Hij heeft zijn eis als volgt onderbouwd:
Voor verdachte geldt dat hij al een aantal eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven op zijn documentatie heeft staan. Een veroordeling voor mishandeling in 2015, tot een taakstraf van 60 uur en één maand voorwaardelijke gevangenisstraf en een veroordeling voor openlijk geweld, ook uit 2015, tot een maand gevangenisstraf. En recent een veroordeling voor openlijk geweld in 2017 tot drie maanden gevangenisstraf, ook voor openlijk geweld. Voor de afdoening van deze zaak dient daarom rekening te worden gehouden met artikel 63 Wetboek van Strafrecht, maar voor verdachte geldt ook het taakstrafverbod gezien de justitiële documentatie.
4.3
Het standpunt van de raadsvrouw
Verdachte ontkent en ik verzoek u hem vrij te spreken. Hij houdt zich lange tijd op de achtergrond en rookt een stickie en hij heeft een drankje. Dan gebeurt er iets onder de parasol, maar hij staat er met zijn rug naar toe. Als hij zich omdraait, ziet hij twee Engelsen en hij haalt hen terug, hij laat hen niet deelnemen aan het incident. Waaruit bestaat zijn ‘significante bijdrage’? We zien hem staan. Hij moedigt niet aan, we zien hem niet joelen, we zien hem al helemaal niet actief bezig met het gevecht. Hij rent er naar toe en hij rent meteen weer weg.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Op de camerabeelden is verdachte te zien bij café [naam café] op het Rembrandtplein. Er is sprake van de vechtpartij en de groep vechtende personen verplaatsen zich van het trottoir naar een plek onder de parasols van het café naast de [naam] . Te zien is dat verdachte achter hen aan gaat en onder de luifel verdwijnt. Het is onduidelijk wat verdachte daar precies doet. Het is ook niet met zekerheid vast te stellen dat verdachte zijn vrienden die in een gevecht waren geraakt (getalsmatig) wilde versterken, dat hij hen ging aanvuren, of dat hij een van de te hulp schietende vrienden van de slachtoffers heeft geslagen, zoals de politie heeft geverbaliseerd. De rechtbank heeft de beelden op zitting herhaalde malen bekeken en kan niet vast stellen dat het anders is gegaan dan verdachte beweert, namelijk dat het zijn doel was om de vechtjassen uit elkaar te halen. Dat betekent dat de rechtbank niet overtuigd is dat verdachte opzet had op het ten laste gelegde feit en zij zal hem dan ook vrij spreken.

5.Beslissing

Verklaart het ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 februari 2019.