ECLI:NL:RBAMS:2019:7820

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2019
Zaaknummer
13/741008-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van straatroof wegens gebrek aan bewijs van aandeel in geweldshandelingen en oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening

Op 9 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 januari 2019, waarbij de verdachte samen met een ander zou hebben geprobeerd een koerier te overvallen. De officier van justitie stelde dat de verdachte medeplichtig was aan de diefstal door op de uitkijk te staan en goederen uit de bestelauto te pakken. De verdediging voerde echter aan dat de verdachte op het moment van de geweldshandelingen in een studio was en dat hij niet betrokken was bij de overval. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen, omdat niet kon worden bewezen dat hij een aandeel had in de geweldshandelingen of dat hij het oogmerk had om de goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/741008-19 (promis)
Datum uitspraak: 9 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.N. Güçlü, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 17 januari 2019 in Amsterdam samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld tegen [naam aangever] , welk geweld bestond uit het tonen van een vuurwapen, het vastpakken van [naam aangever] , hem op het hoofd slaan met het vuurwapen en het met het vuurwapen in zijn richting schieten. Subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid aan de voornoemde diefstal met geweld door op de uitkijk te staan en goederen uit de bestelauto te pakken.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte wordt vrijgesproken van de geweldshandelingen. Verdachte heeft geholpen met het naar binnen brengen van goederen, waarmee hij heeft bijgedragen aan de diefstal. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij dacht dat het om een nieuwe bestelling ging, rijmt niet met het feit dat hij kort daarvoor een schot heeft gehoord. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen met aftrek van het voorarrest.
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet geretourneerde goederen is de officier van justitie van oordeel dat deze kunnen worden geretourneerd aan verdachte.
Wat betreft de vordering benadeelde partij van [naam aangever] heeft de officier gevorderd dat deze moet worden toegewezen tot een bedrag van € 4.257,46, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij van [naam bedrijf] .
(hierna: [naam bedrijf] )moet worden toegewezen tot een bedrag van € 2.895,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

4.Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij in de studio aan de [adres 1] was toen hij een knal hoorde. Dit wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] . Ook wordt dit ondersteund door het feit dat aangever twee anderen aanwijst als zijnde de overvallers.
Het medeplegen van de diefstal met geweld kan niet worden bewezen, nu uit het dossier geen nauwe en bewuste samenwerking blijkt. Ook de medeplichtigheid hieraan door het tillen van de drank kan niet worden bewezen, omdat niet blijkt dat er sprake was van een vooropgezet plan. De gedragingen die door verdachte na de diefstal zijn verricht kunnen dan ook geen medeplichtigheid daaraan opleveren.

5.Vrijspraak

De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het aan verdachte ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 17 januari 2019 is er twee keer gebeld naar de koeriersdienst [naam bedrijf] . Rond 03:00 uur heeft koerier [naam aangever]
(hierna: aangever)een bestelling afgeleverd aan de [adres 1] , dit verloopt voorspoedig. Rond 05:30 uur is aangever na een telefoontje opnieuw naar hetzelfde adres gereden. Dit keer komen er twee in het zwart geklede donkere mannen naar hem toe. Er ontstaat een discussie over de hoogte van de borg en vervolgens heeft één van de twee mannen een wapen getrokken. Aangever verklaart dat de andere man hem heeft vastgepakt en tegen de auto heeft aangeduwd. Vervolgens heeft de man met het wapen hem daarmee op zijn neus en hoofd geslagen. Aangever is weggerend, maar de twee mannen zijn achter hem aangerend. Toen aangever weigerde zijn telefoon af te geven, heeft de man met het wapen in zijn richting geschoten. Aangever heeft verklaard dat de twee mannen, nadat er is geschoten, zijn teruggelopen naar de bestelbus van [naam bedrijf] en dat hij heeft gezien dat zij de bus hebben leeggehaald.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen strafrechtelijk verwijtbare rol in dit geheel heeft gespeeld. Ten aanzien van de geweldshandelingen heeft verdachte verklaard dat hij op 17 januari 2019 samen met anderen in een studio aan de [adres 1] aanwezig was. Op een bepaald moment heeft hij een knal gehoord en is hij vervolgens naar beneden gegaan. Zijn verklaring wordt ondersteund door de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 3] . Dit betekent dat verdachte ten tijde van de geweldshandelingen in de studio was samen met [naam getuige 2] en [naam getuige 3] . De rechtbank is om die reden van oordeel dat verdachte geen aandeel heeft gehad bij de geweldshandelingen tegen aangever. Verder heeft verdachte verklaard dat hij, eenmaal beneden, goederen voor de deur zag staan en dat hij samen met drie anderen heeft geholpen deze goederen naar binnen te tillen omdat hij in de veronderstelling was dat deze afkomstig waren van een levering van de koerier. Omdat de koerier eerder diezelfde nacht al een bestelling had afgeleverd, is de rechtbank van oordeel dat het aannemelijk is dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de goederen afkomstig waren van een nieuwe levering van de koerier. Om deze reden kan het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet worden aangenomen en kan niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van de ten laste gelegde goederen dan wel de medeplichtigheid daaraan.

6.Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen

De vordering van benadeelde partij van [naam aangever]
De benadeelde partij [naam aangever] vordert € 9.257,46 aan materiële schadevergoeding en € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering namens [naam bedrijf]
De benadeelde partij [naam bedrijf] vordert € 3.695,- aan materiële schadevergoeding en € 25.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Beide benadeelde partijen zullen in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde.

7.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen die staan vermeld op de beslaglijst.
Teruggave aan verdachte
De in de beslaglijst opgenomen goederen onder 1 tot en met 5 behoren aan verdachte toe en kunnen aan hem worden teruggegeven.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggaveaan
verdachtevan:
de goederen op de beslaglijst onder 1 tot en met 5, te weten:
 een jas (merk: Airforce): 5694947;
 een trui: 5694951;
 een broek (merk: Puma): 5694954;
 een pet (merk: Element): 5694959;
 schoenen (merk: Nike): 5694961.
Verklaartde benadeelde partij
[naam aangever] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Verklaartde benadeelde partij
[naam bedrijf] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. I. Mannen en Y. Moussaoui, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2019.
[...]