Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.
Procesverloop
De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [naam] , vergezeld door [naam] (taxateur).
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De heffingsambtenaar had in een beschikking van 28 februari 2018 de WOZ-waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 185.000,- voor het kalenderjaar 2018. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 18 januari 2019. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 21 oktober 2019 was eiser aanwezig, evenals de heffingsambtenaar en een taxateur. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde moet worden vastgesteld op basis van de waarde in het economische verkeer, wat betekent dat de waarde is wat de meest biedende koper zou betalen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende vergelijkingsobjecten had gebruikt om de waarde van de woning te onderbouwen en dat er geen rekening gehouden kon worden met het lidmaatschapsrecht dat eiser had op de woning.
De rechtbank concludeerde dat de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde niet te hoog was en dat er geen aanwijzingen waren dat de waarde van de woning van eiser onjuist was vastgesteld. Eiser werd erop gewezen dat hij hoger beroep kon instellen bij het gerechtshof Amsterdam als hij het niet eens was met de uitspraak. De uitspraak werd gedaan door mr. J.T. Kruis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier.