Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 mei 2019,
- het proces-verbaal van comparitie van 11 september 2019 en de daarin vermelde stukken,
- de brief van mr. Huys en mr. Stap van 17 september 2019, met daarin opmerkingen over het proces-verbaal van comparitie.
2.De feiten
Digital & Information Technology(D&IT)
Control. In deze functie was [naam 1] onder andere verantwoordelijk voor het technisch beheer van de informatievoorzieningen binnen het Havenbedrijf en gaf hij leiding aan een team van professionals. Vanaf 1 januari 2018 vervulde [naam 1] een dubbelrol en was hij tevens ad interim afdelingshoofd D&IT.
3.Het geschil
4.De beoordeling
hoofdvorderingen
[gedaagde 2]vond Whatsapp-correspondentie plaats, waaruit afgeleid kan worden dat [naam 1] en [gedaagde 2] de betalingen van het Havenbedrijf aan FMS met elkaar afstemden. Zo heeft [naam 1] een berichtje gestuurd op 22 mei 2018 aan [gedaagde 2] over betalingen van “q1”. Aannemelijk is dat [naam 1] refereerde aan de betaling die het Havenbedrijf heeft gedaan aan FMS uit hoofde van de factuur van FMS van 22 februari 2018, waarop de omschrijving “Q1” staat. Daarnaast heeft [gedaagde 2] op 22 mei 2018 aan [naam 1] geschreven: “
Maar we gaan ook de factuur eruit sturen”en
“Heb ik hem beloofd”.Daarop heeft [naam 1] aan [gedaagde 2] op 22 mei 2018 bericht:
“Wacht eerst op mijn seintje en goedkeuring van de factuur, ik monitor of de sif van vorige week ergens alarmbellen doet rinkelen”.
[gedaagde 2]:
“Als die gozer bij je mailbox kan meteen blokkeren”en “
Hij heeft me zwaar in de shit gebracht met zijn actie”.
[gedaagde 1], de opvolgend aandeelhouder en bestuurder van FMS, per e-mail de factuur van 24 mei 2018 heeft verzonden aan het Havenbedrijf zonder eerst het “seintje” van [naam 1] af te wachten. [gedaagde 2] bedoelde [gedaagde 1] met “hem” en [naam 1] bedoelde [gedaagde 1] met “die gozer” en “hij”. De laatstgenoemde reacties van [naam 1] passen volgens het Havenbedrijf bij het feit dat die veertiende factuur vragen opriep binnen het Havenbedrijf. Daarop heeft [naam 1] aan een ondergeschikte laten weten dat de factuur niet terecht is en niet klopt. Die factuur is vervolgens niet betaald.
[gedaagde 2]zelf in zijn conclusie van antwoord heeft genoemd.
[gedaagde 2]in korte tijd grote sommen geld heeft gepind bij verschillende bankfilialen. [gedaagde 2] heeft zelf naar voren gebracht vanwege zijn werk door het hele land te komen. De conclusie is gerechtvaardigd dat [gedaagde 2] gewoon betrokken is gebleven bij FMS.
checks & balancesen verschillende controlestappen. Daardoor was het voor derden onmogelijk om op ongemerkte wijze valselijk facturen betaald te krijgen, aldus [gedaagde 2] .
ten aanzien van FMSmet hulp van binnenuit in het Havenbedrijf, in de persoon van [naam 1] , bewust is omzeild. Deze specifieke stelling van het Havenbedrijf heeft [gedaagde 2] onvoldoende betwist.
nazijn uitschrijving als bestuurder van FMS betrokken is gebleven bij FMS, maar ook voor die betwisting geldt dat hij deze onvoldoende concreet heeft toegelicht. Zo heeft hij geen alternatieve verklaring gegeven voor de na die datum aan hem toegeschreven Whatsapp-correspondentie met [naam 1] en de kasopnames eind maart 2018, terwijl dit wel van hem mocht worden gevergd omdat deze duidt op zijn (voortdurende) betrokkenheid. Hij verklaart dat hij in het hele land kwam en daar pinopnames deed, maar een verklaring waarom [gedaagde 2] nog steeds pinde van de rekening van FMS, nadat hij op 20 februari 2018 het bedrijf aan [gedaagde 1] heeft overgedragen, ontbreekt.
dathij voordelen heeft genoten, maar niet
wanneer,en dat het om die reden aan hem is om aan te tonen dat dit niet (ook) in de periode voorafgaand aan zijn bestuurdersschap is geweest. Hiermee miskent het Havenbedrijf dat, zoals hiervoor is vooropgesteld, op haar de stelplicht en bewijslast rust, ook ten aanzien van specifiek [gedaagde 1] .
datde factuur werd verstuurd niet baten.
€ 6.005,00(2,5 x tarief VI € 2.402,-)
€ 965,04
€ 971,06