ECLI:NL:RBAMS:2019:7901

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
C/13/666363 / FA RK 19-2951
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen minderjarige en vader na vermoedelijke partnerdoding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2019 een beschikking gegeven over de omgangsregeling tussen een minderjarige, geboren in 2015, en haar vader, die verdacht wordt van de partnerdoding van de moeder van het kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 13 mei 2019 een verzoek ingediend om een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en de benoeming van een bijzondere curator, mr. G.B.J.M. Spoormans, die betrokken is bij de zaak. Tijdens de zitting op 26 september 2019 zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder de pleegmoeder, de vader, de tante van de minderjarige en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam (GI). De Raad concludeert dat er geen gronden zijn om de omgang tussen de vader en de minderjarige te ontzeggen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, zoals trauma begeleiding voor de minderjarige en regulering van de emoties van de vader tijdens het contact.

De rechtbank oordeelt dat omgang in het belang van de minderjarige is, maar dat dit pas kan plaatsvinden als aan de voorwaarden is voldaan. De GI zal de hulpverlening coördineren en de omgang begeleiden. De bijzondere curator benadrukt het belang van herstelcontact tussen de vader en de minderjarige, aangezien zij al negen maanden geen contact hebben gehad. De rechtbank heeft de taak van de bijzondere curator beëindigd en de verzoeken met betrekking tot de voogdij aangehouden tot een pro forma zitting op 25 mei 2020. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter H.C. Hoogeveen, tevens kinderrechter.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team familie- en jeugdzaken
Locatie Amsterdam
zaaknummer/rekestnummer:
C/13/666363 / FA RK 19-2951
Beschikking van 30 oktober 2019 betreffende een omgangsregeling
in de zaak van de:
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de Raad.
Het gaat om de minderjarige [minderjarige] , hierna te noemen [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2015.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [de vader] , de vader van de minderjarige, verblijvende in de [inrichting] ;
- [pleegmoeder] , pleegmoeder van de minderjarige;
- [tante] , de tante van de minderjarige;
-en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam, hierna te noemen GI, belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de Raad, ingekomen op 13 mei 2019 en het raadsrapport van 9 mei 2019.
1.2.
Bij de beschikking van deze rechtbank van 25 januari 2019 is onder meer de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] tot het moment dat anderszins in het gezag/voogdij zal worden voorzien. Bij de beschikking van deze rechtbank van 4 februari 2019 is genoemde beschikking van
25 januari 2019 gehandhaafd.
1.3.
Bij de beschikking van deze rechtbank van 22 augustus 2019 is, zoals bedoeld in artikel 1:250, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, mr. G.B.J.M. Spoormans te Amsterdam als bijzondere curator benoemd. De bijzondere curator is benoemd in de zaak omtrent een eventueel te bepalen omgangsregeling tussen [minderjarige] en haar vader.
1.4.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 26 september 2019. Ter gelegenheid daarvan zijn verschenen en gehoord:
[belanghebbende 1] namens de Raad;
de pleegmoeder;
de vader van [minderjarige] , bijgestaan door mr. M.M.E. Rietjens alsmede een tolk;
de tante van [minderjarige] bijgestaan door mr. J.J. Stobbe alsmede een tolk;
[belanghebbende 2] namens GI;
de bijzondere curator, Mr. Spoormans.
1.5.
De rechtbank verwijst naar het uitgewerkte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 september 2019. Uit dat proces-verbaal blijkt onder meer dat de verzoeken die zien op de definitieve voogdijvoorziening (naast deze zaak, ook de zaken met de nummers C/13/664882 en C/13/672796) zijn gevoegd in afwachting van het nadere advies van de Raad. Om die reden is de behandeling van die verzoeken aangehouden tot de pro formazitting van 25 mei 2020.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] , is geboren uit de relatie van [de moeder] , de moeder, en [de vader] , de vader. De moeder is op [overlijdensdatum] te [plaats] overleden, als gevolg van (vermoedelijke) partnerdoding door de vader. De moeder was tot haar overlijden belast met het eenhoofdig gezag. Zij nam de dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige] voor haar rekening. [minderjarige] verblijft sedert
23 januari 2019 bij de pleegmoeder in [plaats] . De vader verblijft in een [inrichting] .
2.2.
Er is op dit moment geen contact tussen de vader en [minderjarige] .

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt - voorzover thans van belang - om een omgangsregeling vast te stellen in die zin dat er omgang zal plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] voor een door de GI te bepalen duur en frequentie.

4.Standpunten

De Raad
4.1.
De Raad concludeert dat uit het raadsonderzoek is gebleken dat er geen gronden zijn om de omgang tussen de vader en [minderjarige] te ontzeggen. Als uitgangspunt wordt daarbij genomen dat omgang met de vader in het belang van [minderjarige] wordt geacht, opdat zij kan zien dat zij een vader heeft die van haar houdt en dat zij geen laatste beeld heeft van een vader die haar moeder pijn doet of heeft gedaan. Er dient evenwel eerst voldaan te worden aan een aantal voorwaarden die erop neerkomen dat [minderjarige] trauma begeleiding krijgt om te bezien of [minderjarige] in staat is om omgang met haar vader te hebben. Zij dient voorbereid te worden op een eventueel bezoek aan haar vader en zij dient alle ruimte te krijgen om alle emoties die bij het bezoek loskomen te uiten. Het netwerkpleeggezin wordt hierbij betrokken en dienen handvaten van professioneel betrokkenen aangereikt te krijgen.
De vader dient zijn emoties te reguleren in het bijzijn van [minderjarige] . Hij dient daartoe voorbereid te worden en vooraf dient met hem besproken te worden wat hij wel/niet kan zeggen tegen en doen met [minderjarige] . Daarnaast beziet de GI welke hulpverlening kan worden ingezet om aan de voorwaarden te voldoen en om de bezoeken te begeleiden, aldus de Raad. Dit betekent dat de Raad vindt dat er op termijn omgang dient te komen maar dan wel op het moment dat [minderjarige] daar aan toe is. De Bascule, waarvoor [minderjarige] inmiddels is aangemeld, zal worden ingezet en zij kunnen kijken hoe en op welke manier er omgang zou moeten komen.
GI
4.2.
De GI vindt het in het belang van [minderjarige] dat er contact komt tussen haar en haar vader. Dit contact dient wel naar aanleiding van de adviezen van De Bascule tot stand te komen. Er kan dan op grond van hun adviezen verder contact worden opgebouwd. Spirit is als hoofdaannemer in deze zaak direct gestart met traumabehandeling. Komende maandag zal het intake gesprek bij De Bascule plaats vinden. Er zal dan vorm worden gegeven aan datgene wat moet gebeuren. De vader zal daarbij betrokken worden. Hij gaat halverwege oktober 2019 naar het Pieter Baan Centrum. Er zal dus ook gekeken moeten worden of omgang en het verblijf van de vader aldaar samen kan. De GI heeft contact met de vader.
Bijzondere curator
4.3.
De bijzondere curator vindt het van belang dat er omgang komt tussen de vader en [minderjarige] . Zij heeft niet alleen haar moeder verloren; ook het contact met haar vader. Inmiddels heeft [minderjarige] ongeveer negen maanden haar vader niet gezien. Dat is gelet op haar leeftijd een lange tijd. Er zou sprake moeten zijn van een herstelcontact tussen de vader en [minderjarige] . Hiermee kan niet te lang worden gewacht, omdat de breuk groter wordt en daardoor het herstel lastiger. Het is in het belang van [minderjarige] dat het contact met haar vader veilig is. Uit de stukken blijkt dat de vader emotioneel is als het gaat om [minderjarige] . Er zal daarom contact onder begeleiding moeten plaatsvinden in de [inrichting] waar de vader verblijft. Spirit en/of familie zou daarbij kunnen zijn. Tijdens het contact dient de vader niet haar verblijfplaats en/of de voogdijvoorziening aan de orde te stellen. Hij zal moeten investeren in het contact met zijn dochter. Met [minderjarige] gaat het volgens de door de bijzondere curator verkregen informatie vrij goed. Het lijkt er daarom op dat zij het contact met haar vader wel zal aankunnen. Dit zou wel gemonitord moeten worden. Na het herstelcontact kan het contact worden uitgebouwd. Telefonisch contact tussen de vader en [minderjarige] lijkt gezien haar leeftijd niet geschikt.
De vader
4.4.
De vader stelt dat hij altijd een belangrijke rol in het leven van [minderjarige] had. Hij heeft met haar in gezinsverband gewoond. Hij zorgde voor haar. Dat kon ook want hij was in die tijd werkloos. De band tussen hem en [minderjarige] was goed. Er zijn in het onderzoek van de Raad geen gronden gevonden om de omgang met hem te ontzeggen. Ook de bijzondere curator is van mening dat het contact op korte termijn moet worden hersteld. Hij mist [minderjarige] en hij wil zo snel mogelijk contact met haar. Hij kan zich vinden in de voorwaarden die de Raad in het raadsrapport heeft vermeld. Hij is bereid daar aan mee te werken om het voor [minderjarige] in goede banen te leiden. Hij wijst erop dat ook uit de internationale van toepassing zijnde verdragen blijkt dat na een scheiding zo snel mogelijk weer contact moet komen. De plaatsing in het Pieter Baan Centrum is geen belemmering voor het contact.

5.De beoordeling

Omgang
5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:242a van het Burgerlijk Wetboek heeft De Raad een onderzoek ingesteld naar de wenselijkheid van een contact- of omgangsregeling van [minderjarige] met de vader, die wordt verdacht van het doden van de moeder van [minderjarige] .
5.2.
Uit dat onderzoek door de Raad is gebleken dat er geen contra-indicaties zijn om de vader de omgang met [minderjarige] te ontzeggen. De Raad stelt wel voorwaarden die vervuld moeten zijn voordat de omgang met de vader kan worden opgestart, zoals weergegeven in het raadsrapport van 9 mei 2019 op de pagina`s 21 en 22. Samengevat zijn deze voorwaarden:
  • [minderjarige] krijgt trauma sensitieve begeleiding, waarbij wordt bezien of zij in staat is om omgang te hebben met de vader;
  • Vader reguleert zijn emoties in het bijzijn van [minderjarige] en besproken wordt wat hij wel en niet kan zeggen tegen [minderjarige] ;
  • Het pleeggezin krijgt handvatten om het contact tussen [minderjarige] en de vader voor te bereiden en [minderjarige] na het contact op te vangen;
  • De GI beziet welke hulpverlening ingezet kan worden om aan de voorwaarden te voldoen en hoe de bezoeken begeleidt worden.
5.3.
Daarnaast is door de bijzondere curator naar voren gebracht dat herstel van het contact tussen de vader en [minderjarige] in haar belang is. Van verdere bezwaren tegen omgang tussen de vader en [minderjarige] is de rechtbank niet gebleken.
5.4.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat omgang tussen de vader en [minderjarige] in het belang van [minderjarige] wordt geacht. Daarbij dienen wel de voorwaarden, als door de Raad in haar rapport genoemd in acht genomen te worden. De GI dient in het kader van de voorlopige voogdij te bezien welke hulpverlening ingezet kan worden, wanneer [minderjarige] aan omgang met haar vader toe is en hoe die omgang begeleidt dient te worden.
5.5.
Het bovenstaande leidt, met betrekking tot de omgang, tot de navolgende definitieve beslissing. Nu de taak van de bijzondere curator slechts ziet op de omgang stelt de rechtbank vast dat haar taak hiermee beëindigd is.
Voogdij
5.6.
De behandeling van de verzoeken die zien op de voogdij zijn op de mondelinge behandeling van 26 oktober 2019 verwezen naar de meervoudige kamer en pro forma aangehouden tot 25 mei 2020 in afwachting van nader advies van de Raad, zoals verder opgenomen in het van de mondelinge behandeling gemaakte proces-verbaal.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat er omgang zal komen tussen de vader en [minderjarige] voor een door de (tijdelijke) voogd te bepalen duur en frequentie, een en ander met inachtname van de voorwaarden zoals hiervoor in rechtsoverweging 5.2 genoemd;
6.2.
bepaalt dat de taak van de bijzondere curator om de minderjarige in en buiten rechte te vertegenwoordigen is beëindigd;
6.3.
bepaalt deze beschikking, voor zover, uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt iedere beslissing met betrekking tot de voogdij over [minderjarige] aan tot de pro forma zitting van
25 mei 2020;
6.5.
bepaalt dat de zaak, tezamen met de verzoeken in de zaken met de nummers C/13/664882 en C/13/672796 gevoegd behandeld zullen worden en verwijst de zaak daartoe naar de meervoudige kamer.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van M. Langereis, griffier, op 30 oktober 2019. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).