Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
Bridge Loan Agreementte geschieden op de Exit-datum of uiterlijk op 31 december 2019.
10. Exit
fully bindingen
fully funded offerzondag 29 september 2019 voor 12:00 uur binnen moet zijn.
due diligenceonderzoek in de boeken van Marqt te doen. Ook de verkoop van nog twee filialen aan Bieder C behoort bij de bieding. Bieder C verklaarde zich daartoe bij brief van 3 oktober 2019 bereid, op voorwaarde dat de betrokken huurcontracten kunnen worden overgenomen op voor Bieder C conveniërende voorwaarden.
Draguitoefent op de bieding van Bieder Udea. Zij krijgt daarvoor de steun van Triodos, SIV en de STAK Personeel. Ook krijgt zij voor die keuze de steun van de directie van Marqt Holding.
3.Het geschil in zaak 1.
4.Het geschil in de zaak 2
5.De beoordeling in beide zaken
Drag-recht.
Dragop basis van alleen artikel 10.3 van de SHA had moeten plaatsvinden, omdat dat artikel voorgaat – ‘
prevails’ –op artikel 10.4. Als een
Dragop basis van artikel 10.3 van de SHA op rechtsgeldigheid wordt bekeken, geldt dat [eiser sub 3] , Triodos en SIV de 50% grens niet halen gelet op het aantal stemrechten verbonden aan hun aandelen en gelet op het in beheer zijn bij Marqt van 3.760 aandelen, waarvan 1050 niet zijn gealloceerd. Daarnaast voert QBB c.s. aan dat [eiser sub 3] een
Affiliateis in de zin van de artikelen 10.3 en 10.4, zodat zij niet gerechtigd was tot een
Drag.
drag-recht in te roepen, als die derde/koper geen
Affiliateis of anderszins verbonden is aan een
dragging-shareholder. Deze mogelijkheid is de
Base Draggenoemd.
Base Drag. Deze mogelijkheid is de
Post 1 October Draggenoemd.
Dragheeft plaatsgevonden. Uit de letterlijke bewoordingen volgt dat artikel 10.3 voorrang heeft -
prevails -boven artikel 10.4. De situatie die daarin wordt geregeld, betreft echter het geval dat er een
Base Dragnaast een
Post 1 October Dragdoor een andere partij wordt ingeroepen
.Dat is hier niet aan de orde. [eiser sub 3] heeft op 4 oktober 2019 een
Draguitgeoefend. Daarbij is volgens de notulen van de vergadering niet genoemd op basis van welk artikellid dit was. [eiseressen] stelt zich nu op het standpunt dat op basis van beide artikelen een
Dragis uitoefend. Van een gelijktijdige
Base Dragén
Post 1 October Dragkan in dit geval echter geen sprake zijn omdat deze wordt ingeroepen door dezelfde partij. Nu [eiser sub 3] na 1 oktober 2019 de
Dragheeft ingeroepen, moet die als een
Post 1 October Dragop basis van artikel 10.4 SHA worden gezien. QBB c.s. wordt dan ook niet gevolgd in haar stelling dat eerst beoordeeld moet worden of [eiser sub 3] ingevolge artikel 10.3 een rechtsgeldige
Dragheeft ingeroepen. Dit maakt dat de argumenten die QBB c.s. ontleent aan het al of niet bestaan van een 50% meerderheid van gewone aandeelhouders die voor toepassing van artikel 10.3 nodig is, niet verder behoeven te worden beoordeeld.
Post 1 October Dragrechtsgeldig heeft ingeroepen.
Drag-recht gebruik te maken -, baseert zij op:
Dragop 4 oktober 2019, terwijl [naam 4] en [naam 5] juist doende waren om over de gezamenlijke bieding van QBB c.s. met bieder D, nader met bieder D telefonisch te overleggen.
Drag-recht niet kon uitoefenen, heeft zij die deelneming laten varen. Ondanks de jarenlange steun aan Marqt vanuit ideologische overtuiging wil zij thans dat de Exit doorgang krijgt, daarom heeft zij haar
Drag-recht op 4 oktober 2019 uitgeoefend. [directeur 2] heeft toegelicht dat na de zeer intensieve periode die hij in verband met het ondersteunen van de Exit heeft doorgemaakt, hij inmiddels in de toekomst geen bemoeienis meer met het voortgezette bedrijf zou willen hebben.
Affiliatezoals opgenomen in artikel 10.4 zich thans nog voordoet.
Dragkon worden ingeroepen vanaf 1 oktober 2019. Dat van dit recht gebruik is gemaakt door een van de
Post 1 October Drag-Shareholderskan voor QBB c.s. niet als een verrassing zijn gekomen. Als het klopt dat de
Dragis ingeroepen, terwijl QBB c.s. nog doende was – en de gelegenheid had gekregen – om haar bieding samen met bieder D aan te scherpen, is dat geen charmante gang van zaken. Dat sluit echter de mogelijkheid om van het
Drag-recht gebruik te maken niet uit. Dit impliceert dat de andere Shareholders die de bieding van Udea vooralsnog niet steunden, namelijk QBB c.s. en Bakinvest, gedwongen kunnen worden om al hun aandelen – er is geen sprake van een pro rata aandelenverkoop – aan Udea te verkopen. Duidelijk is dat QBB c.s. en Bakinvest daartoe niet vrijwillig over zullen gaan.
Drag, aldus Bakinvest. Bakinvest steunt dan ook het verweer van QBB c.s. en haar verdere stellingen in deze procedure.
assetsvan Marqt. Volgens de bieding zullen er na sanering minder winkels resteren, waardoor in de visie van QBB c.s. personeel en – kleine – leveranciers in de kou komen te staan. Daarnaast wordt de overname pas voltooid in mei 2020 en is die ook nog afhankelijk van toestemming van de ACM. Verkoop aan Udea duidt in de optiek van QBB c.s. c.s. dan ook niet op een duurzame strategie. Voor het verder onderbouwen en toelichten van het bod van QBB c.s. met Bieder D is daartegenover maar een korte termijn nodig door het verrichten van een
due dilligenceonderzoek, waarvoor de dataroom opengesteld moet worden. Er is nog tijd tot de deadline van 31 december 2019 en daarom is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid als QBB c.s. niet de mogelijkheid krijgt om haar bieding definitief te maken. Aldus QBB c.s.
Post 1 October Draggerespecteerd moet worden, omdat die rechtsgeldig is uitgeoefend. Zij hebben dat als volgt toegelicht. Het gaat niet aan om een vergelijking van de biedingen van Udea en die van QBB c.s. samen met Bieder D nu nog eens over te doen, dat is niet aan de rechter. Bij de keuze tussen de verschillende biedingen zijn de in aanmerking te nemen elementen besproken. De biedingen van Bieder A en Udea werden tot 4 oktober 2019 gestand gedaan. De aandeelhouders en Marqt konden zich niet veroorloven om een bieding te laten verlopen. Er is geen sprake van dat Udea de financiële middelen niet heeft. Het merk Marqt zal na overname door Udea blijven bestaan. Er zullen winkels van Marqt gesloten worden, maar ook winkels van EkoPlaza omgebouwd worden naar winkels van Marqt. Er zijn synergievoordelen. Het was aan QBB c.s. volstrekt helder dat de bieding op 4 oktober 2019 om 9.00 uur door de aandeelhoudersvergadering ontvangen moest zijn. Ook was het volstrekt helder dat de bieding op dat moment een onvoorwaardelijk en gecommitteerd bod (
fully funded en binding offer)moest inhouden. QBB c.s., zeker in de persoon van [naam 4] , is voortdurend ingelicht en op de hoogte geweest van alle ontwikkelingen in het biedingsproces om tot een Exit te komen. De bieding van QBB c.s. met Bieder D van 4 oktober 2019 was niet onvoorwaardelijk en niet gecommitteerd. Aldus nog steeds [eiseressen]
Post 1 October) Dragdoor [eiser sub 3] en na 4 oktober 2019 niet meer de kans heeft gehad om Bieder D een
due diligenceonderzoek te laten doen. Hiervoor in overweging 5.4 tot en met 5.10 is echter het oordeel toegelicht dat QBB c.s. vanaf 1 oktober 2019 rekening diende te houden met het uitoefenen van een
Drag-recht. Tijdens de aandeelhouders vergaderingen van 23 en 30 september 2019 is het keuzeproces tussen de biedingen steeds uitgesteld, laatstelijk tot 4 oktober 2019, omdat Udea en QBB c.s. hun biedingen niet klaar hadden. QBB c.s. heeft zich moeten realiseren dat tijdens deze laatste aandeelhoudersvergadering de
Post 1 October Dragwerd uitgeoefend, maar dat is na het hele proces dat is doorlopen geen omstandigheid waardoor QBB c.s. niet aan de
Draggehouden kan worden. Maatstaven van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 lid 1 BW kunnen onder deze omstandigheden niet meebrengen dat QBB c.s. nogmaals een biedingskans moet krijgen. Omgekeerd kan van [eiseressen] , STAK Personeel en Marqt Holding na dit hele proces, waarin steeds duidelijk was dat 1 oktober 2019 een uiterst belangrijke datum was, niet worden verwacht het biedproces nogmaals te verlengen met de mogelijke risico’s en onzekerheden van dien.
Post 1 October Drag -te houden (artikel 6:248 lid 2 BW), geldt het volgende. Deze vraag dient te worden beoordeeld door alle omstandigheden in aanmerking te nemen. De lat om tot de door QBB c.s. op dit punt bepleite conclusie te komen ligt hoog. Die
Dragis, zoals hiervoor is geoordeeld, in lijn met artikel 10.4 van de SHA uitgeoefend. Een conclusie dat dit desalniettemin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan dus alleen worden gedragen door een uitzonderlijke en voor bieders ongelijke gang van zaken in het biedingsproces, of door een zo uitzonderlijk – negatief – resultaat van het biedingsproces in relatie tot andere mogelijke keuzes, dat QBB c.s. daaraan niet kan worden gehouden.
due diligenceonderzoek aan boord blijft, maar dat is niet de enige onzekerheid, ook moet Bieder C nog twee winkels overnemen en daar is medewerking van de verhuurders voor nodig. Verder is de bieding van QBB c.s. beduidend minder uitgewerkt dan die van Udea. Gelet op de hiervoor onder 2.18 weergegeven kenmerken van de bieding van Udea en tegen deze achtergrond is het niet onnavolgbaar of anderszins apert onredelijk dat de keuze van [eiseressen] is gevallen op Udea. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is het dan ook niet onaanvaardbaar dat QBB c.s. wordt gehouden aan de gevolgen van de
Post 1 October Dragdoor [eiser sub 3] .