ECLI:NL:RBAMS:2019:7913

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
13/741032-19 + 13/684326-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en bedreiging bij instelling Mentrum met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

Op 18 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 april 2019 te Amsterdam verschillende goederen heeft vernield en een begeleider heeft bedreigd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van de officier van justitie, mr. M. van der Linden, en de raadsvrouw, mr. M. Çakar, tijdens de zitting op 4 oktober 2019. De verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een verstandelijke beperking, heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vernielen van goederen van de instelling Mentrum en het bedreigen van een begeleider door met een ijzeren stoelpoot tegen de ramen en deuren van het kantoor te slaan en de deur in te trappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat zijn gedragingen hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 41 dagen met aftrek van voorarrest. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling is afgewezen, omdat deze niet meer opportuun is. De rechtbank heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/741032-19, 13/684326-18 (tul)
Datum uitspraak: 18 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
verblijft momenteel op:
[verblijfadres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 4 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van wat de officier van justitie, mr. M. van der Linden, en de raadsvrouw van verdachte, mr. M. Çakar, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat - ten laste gelegd dat hij zich op 10 april 2019 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:vernieling van verschillende goederen van [instelling] ;
Feit 2:bedreiging van [persoon] door met een ijzeren stoelpoot tegen de ramen en deuren van het kantoor van [persoon] te slaan en de deur van het kantoor in te trappen.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen op grond van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte. De onder 2 ten laste gelegde bedreiging kan bewezen worden op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Aangeefster voelde zich bedreigd en de handelingen waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm ook bedreigend.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feit 1 (vernieling)
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde vernieling bewezen kan worden op grond van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte.
3.3.2.
Feit 2 (bedreiging)
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde bedreiging bewezen kan worden op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1
op 10 april 2019 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en een liftknop en een telefoon en een deur en een bewakingscamera, toebehorende aan [instelling] (vestigingsadres [verblijfadres] ), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2
hij op 10 april 2019 te Amsterdam [persoon] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een metalen stoelpoot meerdere malen op het raam en de deur te slaan van het kantoor waar voornoemde [persoon] zich bevond en vervolgens de deur van dat kantoor in te trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

7.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich onder verwijzing naar haar pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid. Ten tijde van het strafbare feit was sprake van een ziekelijke stoornis van het geestesvermogens van verdachte, een causaal verband tussen de stoornis en het strafbare feit is voldoende aannemelijk en verdachte was niet in staat de wederrechtelijkheid van zijn handelen te begrijpen.
7.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het reclasseringsrapport geeft geen antwoord over de stoornis van verdachte of een causaal verband tussen een stoornis en het strafbare feit.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie, een verstandelijke beperking en middelengebruik. Er zijn geen rapporten of adviezen beschikbaar waarin conclusies zijn getrokken of en hoe deze stoornissen in verband worden gebracht met de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de gedragingen van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten hem kunnen worden toegerekend. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 46 dagen met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en hem een geheel voorwaardelijke straf opgelegd op te leggen met een proeftijd en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vernieling van verschillende goederen en bedreiging van aangever in de locatie van [instelling] , waar hij verbleef. Volgens aangever sloeg verdachte op zeer agressieve wijze de afdeling kort en klein met een afgebroken metalen stoelpoot omdat hij ‘zijn pasjes moest hebben’. De situatie was zelfs zo onhoudbaar en gevaarlijk dat de begeleiders, onder wie aangever, zich uit veiligheidsoverwegingen moesten verschansen in het kantoor. Verdachte bedreigde aangever door met de metalen stoelpoot tegen de ramen en deuren te slaan. Zij vluchtte met de andere begeleiders naar een andere ruimte, waarna verdachte de deur van het kantoor intrapte. De vernieling heeft een hoop (financiële) schade opgeleverd voor de instelling en de bedreiging heeft gevoelens van angst en onveiligheid bij aangever teweeggebracht.
Verder worden in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die onder andere blijken uit het reclasseringsadvies van 11 september 2019. De reclassering schat de kans op recidive als hoog in. Verdachte zit al lange tijd opgenomen in een psychiatrische kliniek van [instelling] en is in afwachting van een vervolgplek. De reclassering acht een gevangenisstraf momenteel niet gewenst en een taakstraf acht zij ook niet uitvoerbaar, gezien de kwetsbaarheid van verdachte.
Verdachte is met een rechterlijke machtiging, die onlangs op 18 september 2019 is verlengd voor een jaar, in het kader van BOPZ in een psychiatrische instelling van [instelling] opgenomen en is op 5 augustus 2019 onder bewind gesteld. Daarnaast heeft verdachte een lopend reclasseringstoezicht onder parketnummer 13/684326-18 met een voorwaardelijk strafdeel van 7 maanden. De voorwaarden bij het lopend toezicht betreffen een meldplicht, behandeling, woning in een beschermde setting met 24-uurs begeleiding en het volgen van een dagprogramma.
De deskundige van [instelling] , dhr. Van der Vloet, heeft op zitting verklaard dat verdachte lijdt aan schizofrenie, waarvoor hij thans medicatie gebruikt. Zijn cannabisafhankelijkheid is problematisch. Verdachte is in het kader van een ISD-maatregel behandeld. Door zijn multiproblematiek en gebrek aan sociale vaardigheden is verdachte moeilijk behandelbaar. Het kader waarin hij nu bij [instelling] zit, een reclasseringstoezicht met een voorwaardelijk strafdeel van 7 maanden en de rechterlijke machtiging, is voldoende. Verdere mogelijkheden zijn uitgeput.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
Alles afgewogen acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank komt, op basis van het dossier, uit op een lager aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Aan verdachte wordt daarom een gevangenisstraf van 41 dagen opgelegd met aftrek van voorarrest. Dit heeft als gevolg dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis.

9.Vordering tenuitvoerlegging 13/684326-18

De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/684326-18 afwijzen omdat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling niet meer opportuun is.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen/onbruikbaar maken, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
41 (eenenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst af de vordering TUL met parketnummer 13/684326-18.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en M. van Mourik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 18 oktober 2019.
Bijlage I – Tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en/of een liftknop en/of een telefoon en/of een deur en/of een (bewakings)camera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [instelling] (vestigingsadres [verblijfadres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een stalen en/of ijzeren stoelpoot en/of stang een of meerdere malen op het raam en/of de deur te slaan van het kantoor waar voornoemde [persoon] zich bevond en/of (vervolgens) de deur van dat kantoor in te trappen.
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)